Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. strelend:
  2. strelen:


Dutch

Detailed Synonyms for strelend in Dutch

strelend:


strelen:

strelen verb (streel, streelt, streelde, streelden, gestreeld)

  1. strelen
    aaien; strelen
    • aaien verb (aai, aait, aaide, aaiden, geaaid)
    • strelen verb (streel, streelt, streelde, streelden, gestreeld)

Conjugations for strelen:

o.t.t.
  1. streel
  2. streelt
  3. streelt
  4. strelen
  5. strelen
  6. strelen
o.v.t.
  1. streelde
  2. streelde
  3. streelde
  4. streelden
  5. streelden
  6. streelden
v.t.t.
  1. heb gestreeld
  2. hebt gestreeld
  3. heeft gestreeld
  4. hebben gestreeld
  5. hebben gestreeld
  6. hebben gestreeld
v.v.t.
  1. had gestreeld
  2. had gestreeld
  3. had gestreeld
  4. hadden gestreeld
  5. hadden gestreeld
  6. hadden gestreeld
o.t.t.t.
  1. zal strelen
  2. zult strelen
  3. zal strelen
  4. zullen strelen
  5. zullen strelen
  6. zullen strelen
o.v.t.t.
  1. zou strelen
  2. zou strelen
  3. zou strelen
  4. zouden strelen
  5. zouden strelen
  6. zouden strelen
en verder
  1. ben gestreeld
  2. bent gestreeld
  3. is gestreeld
  4. zijn gestreeld
  5. zijn gestreeld
  6. zijn gestreeld
diversen
  1. streel!
  2. streelt!
  3. gestreeld
  4. strelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze