Dutch

Detailed Synonyms for toetakelen in Dutch

toetakelen:

toetakelen verb (takel toe, takelt toe, takelde toe, takelden toe, toegetakeld)

  1. toetakelen
    aftuigen; aframmelen; in elkaar timmeren; afrossen; toetakelen; afranselen
    • aftuigen verb (tuig af, tuigt af, tuigde af, tuigden af, afgetuigd)
    • aframmelen verb (rammel af, rammelt af, rammelde af, rammelden af, afgerammeld)
    • in elkaar timmeren verb (timmer in elkaar, timmert in elkaar, timmerde in elkaar, timmerden in elkaar, in elkaar getimmerd)
    • afrossen verb (ros af, rost af, roste af, rosten af, afgerost)
    • toetakelen verb (takel toe, takelt toe, takelde toe, takelden toe, toegetakeld)
    • afranselen verb (ransel af, ranselt af, ranselde af, ranselden af, afgeranseld)
  2. toetakelen
    in elkaar slaan; toetakelen

Conjugations for toetakelen:

o.t.t.
  1. takel toe
  2. takelt toe
  3. takelt toe
  4. takelen toe
  5. takelen toe
  6. takelen toe
o.v.t.
  1. takelde toe
  2. takelde toe
  3. takelde toe
  4. takelden toe
  5. takelden toe
  6. takelden toe
v.t.t.
  1. heb toegetakeld
  2. hebt toegetakeld
  3. heeft toegetakeld
  4. hebben toegetakeld
  5. hebben toegetakeld
  6. hebben toegetakeld
v.v.t.
  1. had toegetakeld
  2. had toegetakeld
  3. had toegetakeld
  4. hadden toegetakeld
  5. hadden toegetakeld
  6. hadden toegetakeld
o.t.t.t.
  1. zal toetakelen
  2. zult toetakelen
  3. zal toetakelen
  4. zullen toetakelen
  5. zullen toetakelen
  6. zullen toetakelen
o.v.t.t.
  1. zou toetakelen
  2. zou toetakelen
  3. zou toetakelen
  4. zouden toetakelen
  5. zouden toetakelen
  6. zouden toetakelen
en verder
  1. ben toegetakeld
  2. bent toegetakeld
  3. is toegetakeld
  4. zijn toegetakeld
  5. zijn toegetakeld
  6. zijn toegetakeld
diversen
  1. takel toe!
  2. takelt toe!
  3. toegetakeld
  4. toetakelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Synonyms for toetakelen