Dutch

Detailed Synonyms for aansteken in Dutch

aansteken:

aansteken verb (steek aan, steekt aan, stak aan, staken aan, aangestoken)

  1. aansteken
    aansteken; ontsteken; vuur maken; doen branden
  2. aansteken
    aansteken; doen ontvlammen; aanstrijken
    • aansteken verb (steek aan, steekt aan, stak aan, staken aan, aangestoken)
    • aanstrijken verb (strijk aan, strijkt aan, streek aan, streken aan, aangestreken)
  3. aansteken
    besmetten; aansteken
    • besmetten verb (besmet, besmette, besmetten, besmet)
    • aansteken verb (steek aan, steekt aan, stak aan, staken aan, aangestoken)
  4. aansteken
    aansteken; in de fik steken
    • aansteken verb (steek aan, steekt aan, stak aan, staken aan, aangestoken)
    • in de fik steken verb (steek in de fik, steekt in de fik, stak in de fik, staken in de fik, in de fik gestoken)
  5. aansteken
    aansteken; aanmaken
    • aansteken verb (steek aan, steekt aan, stak aan, staken aan, aangestoken)
    • aanmaken verb (maak aan, maakt aan, maakte aan, maakten aan, aangemaakt)
  6. aansteken
    aansteken; opsteken; sigaret opsteken
    • aansteken verb (steek aan, steekt aan, stak aan, staken aan, aangestoken)
    • opsteken verb (steek op, steekt op, stak op, staken op, opgestoken)
  7. aansteken
    – een ziekte op iemand overbrengen 1
    aansteken; besmetten
    – een ziekte op iemand overbrengen 1
    • aansteken verb (steek aan, steekt aan, stak aan, staken aan, aangestoken)
      • hij heeft mij met zijn verkoudheid aangestoken1
    • besmetten verb (besmet, besmette, besmetten, besmet)
      • Ahmed besmette mij met zijn verkoudheid1
  8. aansteken
    – het laten branden 1
    aansteken
    – het laten branden 1
    • aansteken verb (steek aan, steekt aan, stak aan, staken aan, aangestoken)
      • we hebben een kaars aangestoken1

Conjugations for aansteken:

o.t.t.
  1. steek aan
  2. steekt aan
  3. steekt aan
  4. steken aan
  5. steken aan
  6. steken aan
o.v.t.
  1. stak aan
  2. stak aan
  3. stak aan
  4. staken aan
  5. staken aan
  6. staken aan
v.t.t.
  1. heb aangestoken
  2. hebt aangestoken
  3. heeft aangestoken
  4. hebben aangestoken
  5. hebben aangestoken
  6. hebben aangestoken
v.v.t.
  1. had aangestoken
  2. had aangestoken
  3. had aangestoken
  4. hadden aangestoken
  5. hadden aangestoken
  6. hadden aangestoken
o.t.t.t.
  1. zal aansteken
  2. zult aansteken
  3. zal aansteken
  4. zullen aansteken
  5. zullen aansteken
  6. zullen aansteken
o.v.t.t.
  1. zou aansteken
  2. zou aansteken
  3. zou aansteken
  4. zouden aansteken
  5. zouden aansteken
  6. zouden aansteken
diversen
  1. steek aan!
  2. steekt aan!
  3. aangestoken
  4. aanstekende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aansteken [znw.] noun

  1. aansteken
    de besmetting; besmetten; aansteken

Alternate Synonyms for "aansteken":


Antonyms for "aansteken":


Related Definitions for "aansteken":

  1. een ziekte op iemand overbrengen1
    • hij heeft mij met zijn verkoudheid aangestoken1
  2. het laten branden1
    • we hebben een kaars aangestoken1

Related Synonyms for aansteken