Dutch

Detailed Synonyms for gat in Dutch

gat:

gat [het ~] noun

  1. het gat
    de bres; de opening; het gat
  2. het gat
    de buurtschap; het gehucht; het gat
  3. het gat
    de anus; de aars; het gat
    • anus [de ~ (m)] noun
    • aars [de ~ (m)] noun
    • gat [het ~] noun
  4. het gat
    de kloof; de reet; de uitsparing; de inkeping; het gat; de opening; de scheur; het split; de barst; de groef
  5. het gat
    het gat; waterlek; het gaatje; de lek
  6. het gat
    – kleine plaats, klein dorp 1
    het gat
    – kleine plaats, klein dorp 1
    • gat [het ~] noun
      • het is echt een gat, waar hij woont1
  7. het gat
    – achterwerk, billen 1
    het gat
    – achterwerk, billen 1
    • gat [het ~] noun
      • bij het schaatsen viel hij op zijn gat1
  8. het gat
    – ruimte die niet gevuld is 1
    het gat; de opening
    – ruimte die niet gevuld is 1
    • gat [het ~] noun
      • er zit een gat in mijn sok1
    • opening [de ~ (v)] noun
      • je neus heeft twee openingen1

Related Words for "gat":

  • gatten, gaten

Alternate Synonyms for "gat":


Related Definitions for "gat":

  1. kleine plaats, klein dorp1
    • het is echt een gat, waar hij woont1
  2. achterwerk, billen1
    • bij het schaatsen viel hij op zijn gat1
  3. ruimte die niet gevuld is1
    • er zit een gat in mijn sok1