Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. lukken:


Dutch

Detailed Synonyms for lukken in Dutch

lukken:

lukken [znw.] noun

  1. lukken
    lukken; het slagen; gelukken

lukken verb (luk, lukt, lukte, lukten, gelukt)

  1. lukken
    – goed gaan 1
    lukken
    – goed gaan 1
    • lukken verb (luk, lukt, lukte, lukten, gelukt)
      • kun je dit dragen? ja, het lukt1

Conjugations for lukken:

o.t.t.
  1. luk
  2. lukt
  3. lukt
  4. lukken
  5. lukken
  6. lukken
o.v.t.
  1. lukte
  2. lukte
  3. lukte
  4. lukten
  5. lukten
  6. lukten
v.t.t.
  1. ben gelukt
  2. bent gelukt
  3. is gelukt
  4. zijn gelukt
  5. zijn gelukt
  6. zijn gelukt
v.v.t.
  1. was gelukt
  2. was gelukt
  3. was gelukt
  4. waren gelukt
  5. waren gelukt
  6. waren gelukt
o.t.t.t.
  1. zal lukken
  2. zult lukken
  3. zal lukken
  4. zullen lukken
  5. zullen lukken
  6. zullen lukken
o.v.t.t.
  1. zou lukken
  2. zou lukken
  3. zou lukken
  4. zouden lukken
  5. zouden lukken
  6. zouden lukken
diversen
  1. luk!
  2. lukt!
  3. gelukt
  4. lukkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Antonyms for "lukken":


Related Definitions for "lukken":

  1. goed gaan1
    • kun je dit dragen? ja, het lukt1