Summary


Dutch

Detailed Synonyms for stoten op in Dutch

stoten op:

stoten op verb (stoot op, stootte op, stootten op, gestoten op)

  1. stoten op
    stoten op; botsen; op elkaar stoten; aanrijden; op elkaar knallen

Conjugations for stoten op:

o.t.t.
  1. stoot op
  2. stoot op
  3. stoot op
  4. stoten op
  5. stoten op
  6. stoten op
o.v.t.
  1. stootte op
  2. stootte op
  3. stootte op
  4. stootten op
  5. stootten op
  6. stootten op
v.t.t.
  1. heb gestoten op
  2. hebt gestoten op
  3. heeft gestoten op
  4. hebben gestoten op
  5. hebben gestoten op
  6. hebben gestoten op
v.v.t.
  1. had gestoten op
  2. had gestoten op
  3. had gestoten op
  4. hadden gestoten op
  5. hadden gestoten op
  6. hadden gestoten op
o.t.t.t.
  1. zal stoten op
  2. zult stoten op
  3. zal stoten op
  4. zullen stoten op
  5. zullen stoten op
  6. zullen stoten op
o.v.t.t.
  1. zou stoten op
  2. zou stoten op
  3. zou stoten op
  4. zouden stoten op
  5. zouden stoten op
  6. zouden stoten op
en verder
  1. ben gestoten op
  2. bent gestoten op
  3. is gestoten op
  4. zijn gestoten op
  5. zijn gestoten op
  6. zijn gestoten op
diversen
  1. stoot op!
  2. stoott op!
  3. gestoten op
  4. stotend op
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Synonyms for stoten op