Summary


Dutch

Detailed Synonyms for studeren in Dutch

studeren:

studeren verb (studeer, studeert, studeerde, studeerden, gestudeerd)

  1. studeren
    studeren; leren; blokken
    • studeren verb (studeer, studeert, studeerde, studeerden, gestudeerd)
    • leren verb (leer, leert, leerde, leerden, geleerd)
    • blokken verb (blok, blokt, blokte, blokten, geblokt)
  2. studeren
    – ervoor zorgen dat je er meer over aan de weet komt 1
    studeren; bestuderen
    – ervoor zorgen dat je er meer over aan de weet komt 1
    • studeren verb (studeer, studeert, studeerde, studeerden, gestudeerd)
      • we studeerden op de gebruiksaanwijzing1
    • bestuderen verb (bestudeer, bestudeert, bestudeerde, bestudeerden, bestudeerd)
      • de commissie bestudeert het probleem1
  3. studeren
    – er onderwijs in volgen 1
    studeren
    – er onderwijs in volgen 1
    • studeren verb (studeer, studeert, studeerde, studeerden, gestudeerd)
      • hij studeert voor procesoperator1
  4. studeren
    – oefenen in het bespelen 1
    studeren
    – oefenen in het bespelen 1
    • studeren verb (studeer, studeert, studeerde, studeerden, gestudeerd)
      • de pianist studeert elke dag vier uur1

Conjugations for studeren:

o.t.t.
  1. studeer
  2. studeert
  3. studeert
  4. studeren
  5. studeren
  6. studeren
o.v.t.
  1. studeerde
  2. studeerde
  3. studeerde
  4. studeerden
  5. studeerden
  6. studeerden
v.t.t.
  1. heb gestudeerd
  2. hebt gestudeerd
  3. heeft gestudeerd
  4. hebben gestudeerd
  5. hebben gestudeerd
  6. hebben gestudeerd
v.v.t.
  1. had gestudeerd
  2. had gestudeerd
  3. had gestudeerd
  4. hadden gestudeerd
  5. hadden gestudeerd
  6. hadden gestudeerd
o.t.t.t.
  1. zal studeren
  2. zult studeren
  3. zal studeren
  4. zullen studeren
  5. zullen studeren
  6. zullen studeren
o.v.t.t.
  1. zou studeren
  2. zou studeren
  3. zou studeren
  4. zouden studeren
  5. zouden studeren
  6. zouden studeren
en verder
  1. ben gestudeerd
  2. bent gestudeerd
  3. is gestudeerd
  4. zijn gestudeerd
  5. zijn gestudeerd
  6. zijn gestudeerd
diversen
  1. studeer!
  2. studeert!
  3. gestudeerd
  4. studerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

studeren [znw.] noun

  1. studeren
    studeren; het leren; het blokken; bekwamen

Alternate Synonyms for "studeren":


Related Definitions for "studeren":

  1. ervoor zorgen dat je er meer over aan de weet komt1
    • we studeerden op de gebruiksaanwijzing1
  2. er onderwijs in volgen1
    • hij studeert voor procesoperator1
  3. oefenen in het bespelen1
    • de pianist studeert elke dag vier uur1

Related Synonyms for studeren