Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. tintelen:


Dutch

Detailed Synonyms for tintelen in Dutch

tintelen:

tintelen verb (tintel, tintelt, tintelde, tintelden, getinteld)

  1. tintelen
    sprankelen; opbruisen; mousseren; tintelen
    • sprankelen verb (sprankel, sprankelt, sprankelde, sprankelden, gesprankeld)
    • opbruisen verb (bruis op, bruist op, bruiste op, bruisten op, opgebruist)
    • mousseren verb (mousseer, mousseert, mousseerde, mousseerden, gemousseerd)
    • tintelen verb (tintel, tintelt, tintelde, tintelden, getinteld)

Conjugations for tintelen:

o.t.t.
  1. tintel
  2. tintelt
  3. tintelt
  4. tintelen
  5. tintelen
  6. tintelen
o.v.t.
  1. tintelde
  2. tintelde
  3. tintelde
  4. tintelden
  5. tintelden
  6. tintelden
v.t.t.
  1. heb getinteld
  2. hebt getinteld
  3. heeft getinteld
  4. hebben getinteld
  5. hebben getinteld
  6. hebben getinteld
v.v.t.
  1. had getinteld
  2. had getinteld
  3. had getinteld
  4. hadden getinteld
  5. hadden getinteld
  6. hadden getinteld
o.t.t.t.
  1. zal tintelen
  2. zult tintelen
  3. zal tintelen
  4. zullen tintelen
  5. zullen tintelen
  6. zullen tintelen
o.v.t.t.
  1. zou tintelen
  2. zou tintelen
  3. zou tintelen
  4. zouden tintelen
  5. zouden tintelen
  6. zouden tintelen
en verder
  1. ben getinteld
  2. bent getinteld
  3. is getinteld
  4. zijn getinteld
  5. zijn getinteld
  6. zijn getinteld
diversen
  1. tintel!
  2. tintelt!
  3. getinteld
  4. tintelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze