Summary


Dutch

Detailed Synonyms for toehappen in Dutch

toehappen:

toehappen verb (hap toe, hapt toe, hapte toe, hapten toe, toegehapt)

  1. toehappen
    happen; toebijten; toehappen; dichtbijten; toesnauwen
    • happen verb (hap, hapt, hapte, hapten, gehapt)
    • toebijten verb (bijt toe, beet toe, beten toe, toegebeten)
    • toehappen verb (hap toe, hapt toe, hapte toe, hapten toe, toegehapt)
    • toesnauwen verb (snauw toe, snauwt toe, snauwde toe, snauwden toe, toegesnauwd)

Conjugations for toehappen:

o.t.t.
  1. hap toe
  2. hapt toe
  3. hapt toe
  4. happen toe
  5. happen toe
  6. happen toe
o.v.t.
  1. hapte toe
  2. hapte toe
  3. hapte toe
  4. hapten toe
  5. hapten toe
  6. hapten toe
v.t.t.
  1. heb toegehapt
  2. hebt toegehapt
  3. heeft toegehapt
  4. hebben toegehapt
  5. hebben toegehapt
  6. hebben toegehapt
v.v.t.
  1. had toegehapt
  2. had toegehapt
  3. had toegehapt
  4. hadden toegehapt
  5. hadden toegehapt
  6. hadden toegehapt
o.t.t.t.
  1. zal toehappen
  2. zult toehappen
  3. zal toehappen
  4. zullen toehappen
  5. zullen toehappen
  6. zullen toehappen
o.v.t.t.
  1. zou toehappen
  2. zou toehappen
  3. zou toehappen
  4. zouden toehappen
  5. zouden toehappen
  6. zouden toehappen
en verder
  1. ben toegehapt
  2. bent toegehapt
  3. is toegehapt
  4. zijn toegehapt
  5. zijn toegehapt
  6. zijn toegehapt
diversen
  1. hap toe!
  2. hapt toe!
  3. toegehapt
  4. toehappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

toehappen [znw.] noun

  1. toehappen
    happen in; toehappen