Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. uitkienen:


Dutch

Detailed Synonyms for uitkienen in Dutch

uitkienen:

uitkienen verb (kien uit, kient uit, kiende uit, kienden uit, uitgekiend)

  1. uitkienen
    uitdenken; uitkienen; uitdokteren; uitknobbelen
    • uitdenken verb (denk uit, denkt uit, dacht uit, dachten uit, uitgedacht)
    • uitkienen verb (kien uit, kient uit, kiende uit, kienden uit, uitgekiend)
    • uitdokteren verb (dokter uit, doktert uit, dokterde uit, dokterden uit, uitgedokterd)
    • uitknobbelen verb (knobbel uit, knobbelt uit, knobbelde uit, knobbelden uit, uitgeknobbeld)

Conjugations for uitkienen:

o.t.t.
  1. kien uit
  2. kient uit
  3. kient uit
  4. kienen uit
  5. kienen uit
  6. kienen uit
o.v.t.
  1. kiende uit
  2. kiende uit
  3. kiende uit
  4. kienden uit
  5. kienden uit
  6. kienden uit
v.t.t.
  1. heb uitgekiend
  2. hebt uitgekiend
  3. heeft uitgekiend
  4. hebben uitgekiend
  5. hebben uitgekiend
  6. hebben uitgekiend
v.v.t.
  1. had uitgekiend
  2. had uitgekiend
  3. had uitgekiend
  4. hadden uitgekiend
  5. hadden uitgekiend
  6. hadden uitgekiend
o.t.t.t.
  1. zal uitkienen
  2. zult uitkienen
  3. zal uitkienen
  4. zullen uitkienen
  5. zullen uitkienen
  6. zullen uitkienen
o.v.t.t.
  1. zou uitkienen
  2. zou uitkienen
  3. zou uitkienen
  4. zouden uitkienen
  5. zouden uitkienen
  6. zouden uitkienen
en verder
  1. ben uitgekiend
  2. bent uitgekiend
  3. is uitgekiend
  4. zijn uitgekiend
  5. zijn uitgekiend
  6. zijn uitgekiend
diversen
  1. kien uit!
  2. kient uit!
  3. uitgekiend
  4. uitkienend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze