Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. wegleggen:


Dutch

Detailed Synonyms for wegleggen in Dutch

wegleggen:

wegleggen verb (leg weg, legt weg, legde weg, legden weg, weggelegd)

  1. wegleggen
    leggen; plaatsen; neerleggen; deponeren; wegleggen
    • leggen verb (leg, legt, legde, legden, gelegd)
    • plaatsen verb (plaats, plaatst, plaatste, plaatsten, geplaatst)
    • neerleggen verb (leg neer, legt neer, legde neer, legden neer, neergelegd)
    • deponeren verb (deponeer, deponeert, deponeerde, deponeerden, gedeponeerd)
    • wegleggen verb (leg weg, legt weg, legde weg, legden weg, weggelegd)

Conjugations for wegleggen:

o.t.t.
  1. leg weg
  2. legt weg
  3. legt weg
  4. leggen weg
  5. leggen weg
  6. leggen weg
o.v.t.
  1. legde weg
  2. legde weg
  3. legde weg
  4. legden weg
  5. legden weg
  6. legden weg
v.t.t.
  1. heb weggelegd
  2. hebt weggelegd
  3. heeft weggelegd
  4. hebben weggelegd
  5. hebben weggelegd
  6. hebben weggelegd
v.v.t.
  1. had weggelegd
  2. had weggelegd
  3. had weggelegd
  4. hadden weggelegd
  5. hadden weggelegd
  6. hadden weggelegd
o.t.t.t.
  1. zal wegleggen
  2. zult wegleggen
  3. zal wegleggen
  4. zullen wegleggen
  5. zullen wegleggen
  6. zullen wegleggen
o.v.t.t.
  1. zou wegleggen
  2. zou wegleggen
  3. zou wegleggen
  4. zouden wegleggen
  5. zouden wegleggen
  6. zouden wegleggen
diversen
  1. leg weg!
  2. legt weg!
  3. weggelegd
  4. wegleggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze