Summary


Dutch

Detailed Synonyms for wellen in Dutch

wellen:

wellen verb (wel, welt, welde, welden, geweld)

  1. wellen
    borrelen; wellen
    • borrelen verb (borrel, borrelt, borrelde, borrelden, geborreld)
    • wellen verb (wel, welt, welde, welden, geweld)

Conjugations for wellen:

o.t.t.
  1. wel
  2. welt
  3. welt
  4. wellen
  5. wellen
  6. wellen
o.v.t.
  1. welde
  2. welde
  3. welde
  4. welden
  5. welden
  6. welden
v.t.t.
  1. ben geweld
  2. bent geweld
  3. is geweld
  4. zijn geweld
  5. zijn geweld
  6. zijn geweld
v.v.t.
  1. was geweld
  2. was geweld
  3. was geweld
  4. waren geweld
  5. waren geweld
  6. waren geweld
o.t.t.t.
  1. zal wellen
  2. zult wellen
  3. zal wellen
  4. zullen wellen
  5. zullen wellen
  6. zullen wellen
o.v.t.t.
  1. zou wellen
  2. zou wellen
  3. zou wellen
  4. zouden wellen
  5. zouden wellen
  6. zouden wellen
diversen
  1. wel!
  2. welt!
  3. geweld
  4. wellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Words for "wellen":


wellen form of wel:

wel adv

  1. wel
    wel; welnu
  2. wel
    wel; jawel

wel [de ~] noun

  1. de wel
    de bron; de wel; de waterput; de put

wel [de ~] noun

  1. de wel
    – behoorlijk, maar niet uitzonderlijk 1
    de wel; redelijk; nogal; tamelijk; betrekkelijk
    – behoorlijk, maar niet uitzonderlijk 1
    • wel [de ~] noun
      • het was wel leuk op dat feestje1
    • redelijk adj
      • ik ben redelijk gelukkig1
    • nogal adv
      • ik ben nogal verkouden1
    • tamelijk adj
      • er waren tamelijk veel mensen1
    • betrekkelijk adj
      • de aardbeien zijn betrekkelijk goedkoop1
  2. de wel
    – bevestigen dat het zo is 1
    de wel
    – bevestigen dat het zo is 1
    • wel [de ~] noun
      • Jan gaat niet mee, Piet wel1
  3. de wel
    – gezond, in orde 1
    de wel
    – gezond, in orde 1
    • wel [de ~] noun
      • ze voelt zich niet wel1

Related Words for "wel":


Alternate Synonyms for "wel":


Antonyms for "wel":


Related Definitions for "wel":

  1. behoorlijk, maar niet uitzonderlijk1
    • het was wel leuk op dat feestje1
  2. bevestigen dat het zo is1
    • Jan gaat niet mee, Piet wel1
  3. gezond, in orde1
    • ze voelt zich niet wel1