Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. schommel:
  2. schommelen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for schommel from Dutch to Swedish

schommel:

schommel [de ~] noun

  1. de schommel
    gunga

Translation Matrix for schommel:

NounRelated TranslationsOther Translations
gunga schommel
VerbRelated TranslationsOther Translations
gunga bengelen; beven; deinen; golven; heen en weer zwaaien; schommelen; schudden; slingeren; trillen; wiebelen; wiegelen; wiegen; zwaaien; zwenken

Related Words for "schommel":


Wiktionary Translations for schommel:


Cross Translation:
FromToVia
schommel gunga swing — hanging seat

schommel form of schommelen:

schommelen verb (schommel, schommelt, schommelde, schommelden, geschommeld)

  1. schommelen (heen en weer zwaaien; slingeren; wiebelen; wiegen)
    svaja; gunga; vagga
    • svaja verb (svajar, svajade, svajat)
    • gunga verb (gungar, gungade, gungat)
    • vagga verb (vaggar, vaggade, vaggat)
  2. schommelen (wiegen)
    svänga; vagga; gunga
    • svänga verb (svänger, svängde, svängt)
    • vagga verb (vaggar, vaggade, vaggat)
    • gunga verb (gungar, gungade, gungat)

Conjugations for schommelen:

o.t.t.
  1. schommel
  2. schommelt
  3. schommelt
  4. schommelen
  5. schommelen
  6. schommelen
o.v.t.
  1. schommelde
  2. schommelde
  3. schommelde
  4. schommelden
  5. schommelden
  6. schommelden
v.t.t.
  1. heb geschommeld
  2. hebt geschommeld
  3. heeft geschommeld
  4. hebben geschommeld
  5. hebben geschommeld
  6. hebben geschommeld
v.v.t.
  1. had geschommeld
  2. had geschommeld
  3. had geschommeld
  4. hadden geschommeld
  5. hadden geschommeld
  6. hadden geschommeld
o.t.t.t.
  1. zal schommelen
  2. zult schommelen
  3. zal schommelen
  4. zullen schommelen
  5. zullen schommelen
  6. zullen schommelen
o.v.t.t.
  1. zou schommelen
  2. zou schommelen
  3. zou schommelen
  4. zouden schommelen
  5. zouden schommelen
  6. zouden schommelen
en verder
  1. ben geschommeld
  2. bent geschommeld
  3. is geschommeld
  4. zijn geschommeld
  5. zijn geschommeld
  6. zijn geschommeld
diversen
  1. schommel!
  2. schommelt!
  3. geschommeld
  4. schommelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for schommelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
gunga schommel
vagga houder; kribbe; schommelbedje; slaapplaats voor baby's; wieg
VerbRelated TranslationsOther Translations
gunga heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; wiebelen; wiegen bengelen; beven; deinen; golven; heen en weer zwaaien; schudden; slingeren; trillen; wiegelen; zwaaien; zwenken
svaja heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; wiebelen; wiegen wiegelen
svänga schommelen; wiegen buigen; draaien; iets omdraaien; krommen; omkeren; oscilleren; welven; wenden; wiegelen; zwengelen; zwenken
vagga heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; wiebelen; wiegen deinen; golven; waggelen; wiegelen

Related Words for "schommelen":


Wiktionary Translations for schommelen:


Cross Translation:
FromToVia
schommelen kränga rock — sway or tilt violently back and forth