Dutch

Detailed Translations for goedheid from Dutch to Swedish

goedheid:

goedheid [de ~ (v)] noun

  1. de goedheid
    varor

Translation Matrix for goedheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
varor goedheid goederen; handelsgoederen; handelswaar; koopwaar; waar; waren

Related Words for "goedheid":


Wiktionary Translations for goedheid:


Cross Translation:
FromToVia
goedheid godhet goodness — state or characteristic of being good

goedheid form of goed:

goed [het ~] noun

  1. het goed (voorwerp; artikel; item; )
    punkt; artikel
  2. het goed (kledingmateriaal)
  3. het goed (wasgoed)
    tvättning
  4. het goed (kleren)

goed adj

  1. goed (correct; juist; precies)

Translation Matrix for goed:

NounRelated TranslationsOther Translations
artikel artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak artikel; bericht; brokje; eindje; fragmentje; item; klein stukje; lidwoord; partje; snippertje; stukje
dragtyg goed; kledingmateriaal
grejor goed; kleren bezittingen; dingen; eigendommen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken
kläder goed; kleren doeken; gewaad; jurk; kledij; kleding; kleertjes; kleren; lappen; plunje; robe; tenue
punkt artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak pointe
tvättning goed; wasgoed
- akkoord; stof
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
- behoorlijk; correct; flink; juist
ModifierRelated TranslationsOther Translations
korrekt correct; goed; juist; precies akkoord; correct; in orde; juiste; keurig; mee eens; onberispelijk; onbesproken
riktig correct; goed; juist; precies accuraat; echt; effectief; gepaste; geschikte; heus; metterdaad; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; precies; reëel; secuur; waar; waarachtig; warempel; werkelijk
riktigt correct; goed; juist; precies accuraat; adequaat; correct; gepast; gepaste; geschikt; geschikte; juist; juiste; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; passend; precies; secuur; trefzeker

Related Words for "goed":


Synonyms for "goed":


Antonyms for "goed":


Related Definitions for "goed":

  1. het is in orde, je bent het ermee eens1
    • mijn vader vindt het goed dat ik mee ga1
  2. erg, zeer1
    • die jongen is goed ziek1
  3. zoals het moet1
    • dat antwoord is goed1
  4. met een gunstige invloed1
    • hardlopen is goed voor de lijn1
  5. spullen of bezittingen1
    • de spoorwegen vervoeren allerlei goederen1
  6. wat in orde is, zoals het hoort1
    • ik ken het verschil wel tussen goed en kwaad1
  7. weefsel gemaakt van draden1
    • het vuile goed moet in de was1

Wiktionary Translations for goed:


Cross Translation:
FromToVia
goed korrekt; rätt; riktigt correctly — in a correct manner
goed bra fine — being acceptable, adequate, passable, or satisfactory
goed god; gott good — acting in the interest of good; ethical good intentions
goed bra good — useful for a particular purpose (it’s a good watch)
goed bra good — of food, edible; not stale or rotten
goed god; gott good — of food, having a particularly pleasant taste
goed nyttig; bra good — healthful
goed bra good — pleasant; enjoyable
goed bra good — of people, competent or talented
goed bra; god good — effective
goed god; bra; gott good — favourable
goed god; bra good — beneficial; worthwhile
goed godhet good — the forces of good
goed proper; passande; lämplig proper — fit, suitable
goed passande proper — following the established standards of behavior or manners
goed egendom property — something owned
goed egendom property — piece of real estate
goed god; väl; bra gut — vom Menschen her positiv bewerten, empfinden, fühlen und dergleichen
goed bra; väl; gott bien — Marque un certain degré de perfection et d’utilité.
goed väl; säkerligen bien — Au moins.
goed bra; god bon — À trier
goed fack; yrke; bondgård; gård; säteri domaine — Propriété d’une assez vaste étendue et contenant des biens-fonds de diverse nature. (Sens général)
goed ackurat; prompt exact — Qui suivre rigoureusement la vérité, la convention.
goed kapital; fond; bondgård; gård; säteri fondsensemble de biens matériels ou immatériels servant à l’usage principal d’une activité.
goed gagn; intresse intérêt — Ce qui importer, ce qui convient, en quelque manière que ce soit, à l’utilité, à l’avantage d’une personne ou d’une collectivité, d’un individu ou d’une personne morale, en ce qui concerner soit leur bien physique et matériel, soit leur bien
goed riktig juste — Qui est conforme au droit, à la raison et à la justice.
goed egenskap; bondgård; gård; säteri propriété — Traductions à trier suivant le sens