Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. ontgroenen:


Dutch

Detailed Translations for ontgroenen from Dutch to Swedish

ontgroenen:

ontgroenen verb (ontgroen, ontgroent, ontgroende, ontgroenden, ontgroend)

  1. ontgroenen
    vara rasande
    • vara rasande verb (är rasande, var rasande, varit rasande)

Conjugations for ontgroenen:

o.t.t.
  1. ontgroen
  2. ontgroent
  3. ontgroent
  4. ontgroenen
  5. ontgroenen
  6. ontgroenen
o.v.t.
  1. ontgroende
  2. ontgroende
  3. ontgroende
  4. ontgroenden
  5. ontgroenden
  6. ontgroenden
v.t.t.
  1. ben ontgroend
  2. bent ontgroend
  3. is ontgroend
  4. zijn ontgroend
  5. zijn ontgroend
  6. zijn ontgroend
v.v.t.
  1. was ontgroend
  2. was ontgroend
  3. was ontgroend
  4. waren ontgroend
  5. waren ontgroend
  6. waren ontgroend
o.t.t.t.
  1. zal ontgroenen
  2. zult ontgroenen
  3. zal ontgroenen
  4. zullen ontgroenen
  5. zullen ontgroenen
  6. zullen ontgroenen
o.v.t.t.
  1. zou ontgroenen
  2. zou ontgroenen
  3. zou ontgroenen
  4. zouden ontgroenen
  5. zouden ontgroenen
  6. zouden ontgroenen
diversen
  1. ontgroen!
  2. ontgroent!
  3. ontgroend
  4. ontgroenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ontgroenen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
vara rasande ontgroenen kwaad zijn; schuimbekken; woedend zijn