Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. ratificeren:


Dutch

Detailed Translations for ratificeren from Dutch to Swedish

ratificeren:

ratificeren verb (ratificeer, ratificeert, ratificeerde, ratificeerden, geratificeerd)

  1. ratificeren
    godkänna; sanktionera
    • godkänna verb (godkänner, godkände, godkänt)
    • sanktionera verb (sanktionerar, sanktionerade, sanktionerat)

Conjugations for ratificeren:

o.t.t.
  1. ratificeer
  2. ratificeert
  3. ratificeert
  4. ratificeren
  5. ratificeren
  6. ratificeren
o.v.t.
  1. ratificeerde
  2. ratificeerde
  3. ratificeerde
  4. ratificeerden
  5. ratificeerden
  6. ratificeerden
v.t.t.
  1. heb geratificeerd
  2. hebt geratificeerd
  3. heeft geratificeerd
  4. hebben geratificeerd
  5. hebben geratificeerd
  6. hebben geratificeerd
v.v.t.
  1. had geratificeerd
  2. had geratificeerd
  3. had geratificeerd
  4. hadden geratificeerd
  5. hadden geratificeerd
  6. hadden geratificeerd
o.t.t.t.
  1. zal ratificeren
  2. zult ratificeren
  3. zal ratificeren
  4. zullen ratificeren
  5. zullen ratificeren
  6. zullen ratificeren
o.v.t.t.
  1. zou ratificeren
  2. zou ratificeren
  3. zou ratificeren
  4. zouden ratificeren
  5. zouden ratificeren
  6. zouden ratificeren
en verder
  1. is geratificeerd
  2. zijn geratificeerd
diversen
  1. ratificeer!
  2. ratificeert!
  3. geratificeerd
  4. ratificerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ratificeren:

NounRelated TranslationsOther Translations
godkänna expertise
VerbRelated TranslationsOther Translations
godkänna ratificeren autoriseren; billijken; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; toestemming verlenen
sanktionera ratificeren