Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. tik:
  2. tikken:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for tik from Dutch to Swedish

tik:

tik [de ~ (m)] noun

  1. de tik (toegebrachte klap; klap; lel; klop; mep)
    slag; knackning
  2. de tik (toegebrachte klap; jens; klap; )
    örfil; slag; klapp

Translation Matrix for tik:

NounRelated TranslationsOther Translations
klapp dreun; jens; klap; knal; lel; mep; tik; toegebrachte klap harde slag; klap
knackning klap; klop; lel; mep; tik; toegebrachte klap geklop
slag dreun; jens; klap; klop; knal; lel; mep; tik; toegebrachte klap aard; dreun; drevels; duw; duwtje; geklots; hengst; klap; lel; mep; muilpeer; opdoffers; opdonder; opdonders; opduvel; opduvels; oplawaai; oplawaaien; pets; peut; pol; por; revers; shocks; slag; soort; stempels; stoot; stootje; uithaal; vuistslag; zet
örfil dreun; jens; klap; knal; lel; mep; tik; toegebrachte klap hengst; kaakslag; klap; lel; mep; muilpeer; oorveeg; oorvijg; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; stoot; veeg

Related Words for "tik":


Wiktionary Translations for tik:


Cross Translation:
FromToVia
tik hugg coupimpression que fait un corps sur un autre en le frappant.

tik form of tikken:

tikken verb (tik, tikt, tikte, tikten, getikt)

  1. tikken (aantikken; kloppen; aankloppen)
    knacka
    • knacka verb (knackar, knackade, knackat)
  2. tikken (typen; machineschrijven)
    skriva på maskin; maskinskriva
    • skriva på maskin verb (skriver på maskin, skrev på maskin, skrivit på maskin)
    • maskinskriva verb (maskinskriver, maskinskrev, maskinskrivit)

Conjugations for tikken:

o.t.t.
  1. tik
  2. tikt
  3. tikt
  4. tikken
  5. tikken
  6. tikken
o.v.t.
  1. tikte
  2. tikte
  3. tikte
  4. tikten
  5. tikten
  6. tikten
v.t.t.
  1. heb getikt
  2. hebt getikt
  3. heeft getikt
  4. hebben getikt
  5. hebben getikt
  6. hebben getikt
v.v.t.
  1. had getikt
  2. had getikt
  3. had getikt
  4. hadden getikt
  5. hadden getikt
  6. hadden getikt
o.t.t.t.
  1. zal tikken
  2. zult tikken
  3. zal tikken
  4. zullen tikken
  5. zullen tikken
  6. zullen tikken
o.v.t.t.
  1. zou tikken
  2. zou tikken
  3. zou tikken
  4. zouden tikken
  5. zouden tikken
  6. zouden tikken
en verder
  1. ben getikt
  2. bent getikt
  3. is getikt
  4. zijn getikt
  5. zijn getikt
  6. zijn getikt
diversen
  1. tik!
  2. tikt!
  3. getikt
  4. tikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

tikken [de ~] noun, plural

  1. de tikken

Translation Matrix for tikken:

NounRelated TranslationsOther Translations
knackningar tikken
VerbRelated TranslationsOther Translations
knacka aankloppen; aantikken; kloppen; tikken tikken op
maskinskriva machineschrijven; tikken; typen
skriva på maskin machineschrijven; tikken; typen

Related Words for "tikken":


Synonyms for "tikken":


Related Definitions for "tikken":

  1. een of meer zachte klappen geven1
    • ik tikte hem op de schouder1
  2. een brief of tekst machinaal op papier zetten1
    • hij tikte de brief op de computer1

Wiktionary Translations for tikken:


Cross Translation:
FromToVia
tikken bulta; knacka; klappa klopfen — Periodische Bewegung, die ein rhythmisches Geräusch entfaltet.

Related Translations for tik