Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. tooi:
  2. tooien:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for tooi from Dutch to Swedish

tooi:


tooien:

tooien verb (tooi, tooit, tooide, tooiden, getooid)

  1. tooien (opsieren; verfraaien; opsmukken; )
    klä upp
    • klä upp verb (klär upp, klädde upp, klätt upp)
  2. tooien (zich mooi maken; opsmukken; opsieren; zich opsmukken)
    garnera
    • garnera verb (garnerar, garnerade, garnerat)

Conjugations for tooien:

o.t.t.
  1. tooi
  2. tooit
  3. tooit
  4. tooien
  5. tooien
  6. tooien
o.v.t.
  1. tooide
  2. tooide
  3. tooide
  4. tooiden
  5. tooiden
  6. tooiden
v.t.t.
  1. heb getooid
  2. hebt getooid
  3. heeft getooid
  4. hebben getooid
  5. hebben getooid
  6. hebben getooid
v.v.t.
  1. had getooid
  2. had getooid
  3. had getooid
  4. hadden getooid
  5. hadden getooid
  6. hadden getooid
o.t.t.t.
  1. zal tooien
  2. zult tooien
  3. zal tooien
  4. zullen tooien
  5. zullen tooien
  6. zullen tooien
o.v.t.t.
  1. zou tooien
  2. zou tooien
  3. zou tooien
  4. zouden tooien
  5. zouden tooien
  6. zouden tooien
en verder
  1. ben getooid
  2. bent getooid
  3. is getooid
  4. zijn getooid
  5. zijn getooid
  6. zijn getooid
diversen
  1. tooi!
  2. tooit!
  3. getooid
  4. tooiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

tooien [het ~] noun

  1. het tooien (opluisteren; versieren)

Translation Matrix for tooien:

NounRelated TranslationsOther Translations
prydning opluisteren; tooien; versieren
VerbRelated TranslationsOther Translations
garnera opsieren; opsmukken; tooien; zich mooi maken; zich opsmukken afwerken; garneren; opmaken; opsmukken; schotels garneren; versieren
klä upp opschikken; opsieren; opsmukken; optuigen; tooien; verfraaien; verluchten; zich mooi maken opdirken; opdoffen; optutten; uitdossen

Related Words for "tooien":


Wiktionary Translations for tooien:


Cross Translation:
FromToVia
tooien dekorera décorerorner, parer, parler d’ornements d’architecture, de peinture, de sculpture.
tooien ornera ornerparer, embellir une chose, y ajouter, y joindre d’autres choses qui lui donnent plus d’éclat, plus d’agrément.
tooien kringgå; undfly parer — Traductions à trier suivant le sens