Verb | Related Translations | Other Translations |
anbauen
|
aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen
|
aanbouwen; bijbouwen; uitbouwen
|
anfertigen
|
fabriceren; maken; produceren; vervaardigen; voortbrengen
|
afwisselen; herzien; in het leven roepen; maken; scheppen; veranderen; verwisselen; wijzigen
|
anpflanzen
|
aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen
|
aardappelen poten; poten
|
aufbauen
|
aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen
|
arrangeren; bouwen; construeren; iets op touw zetten; inrichten; installeren; muziek componeren; opbouwen; regelen
|
aufziehen
|
aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen
|
bouwen; construeren; een snuif nemen; foppen; heffen; hieuwen; hieven; hijsen; in de maling nemen; insnuiven; krammen; met een kram vastmaken; met een spil omhoogwerken; omhoog heffen; omhoogkomen; omhoogtrekken; opentrekken; opheffen; opsnuiven; opspannen; opstijgen; opvliegen; snuiven; spannen; te pakken nemen; voor de gek houden
|
entbinden
|
baren; bevallen; ter wereld brengen; voortbrengen
|
afbreken; banen; bevrijden; bevrijden van belegeraars; beëindigen; emanciperen; forceren; laten; laten gaan; laten lopen; niet vasthouden; ontbinden; ontheffen; ontlasten; ontslaan van een verplichting; ontzetten; opheffen; permitteren; stukmaken; toelaten; verbreken; verbrijzelen; verlossen; vrijaf geven; vrijgeven; vrijmaken; vrijstellen; vrijvechten
|
entwickeln
|
fabriceren; maken; produceren; vervaardigen; voortbrengen
|
bekwamen; coachen; evolueren; harden; in het leven roepen; maken; oefenen; ontplooien; ontwerpen; ontwikkelen; scheppen; tot ontwikkeling brengen; tot wasdom komen; trainen
|
erzeugen
|
aankweken; aanplanten; fabriceren; fokken; genereren; kweken; maken; opkweken; planten; procreëren; produceren; telen; verbouwen; vervaardigen; voortbrengen
|
in het leven roepen; maken; scheppen; totstandbrengen; verwekken
|
fabrizieren
|
fabriceren; maken; produceren; vervaardigen; voortbrengen
|
in het leven roepen; maken; scheppen
|
fertigbringen
|
fabriceren; maken; produceren; vervaardigen; voortbrengen
|
afmaken; afsluiten; bedingen; bewerkstelligen; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; fiksen; fixen; flikken; iemand iets flikken; klaarspelen; lappen; leveren; ophouden; perfectioneren; rooien; slagen voor; stoppen; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien; voor elkaar krijgen
|
fortpflanzen
|
aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen
|
fokken; kweken; opfokken; vermenigvuldigen; voortplanten
|
gebären
|
baren; bevallen; ter wereld brengen; voortbrengen
|
|
hegen
|
aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen
|
beschermen; bescherming bieden; beschutten
|
heranbilden
|
aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen
|
bekwamen; coachen; harden; kneden; maken; modelleren; oefenen; ontwikkelen; tot ontwikkeling brengen; trainen; vervaardigen; vormen
|
heranziehen
|
aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen
|
aanslepen; consulteren; lenen; ontlenen; raadplegen
|
herstellen
|
fabriceren; maken; produceren; vervaardigen; voortbrengen
|
deponeren; hernieuwen; herstellen; in het leven roepen; leggen; maken; neerleggen; neerzetten; plaatsen; renoveren; scheppen; stationeren; totstandbrengen; verbeteren; vernieuwen; zetten
|
hervorbringen
|
aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen
|
fokken; gebukt gaan onder; in het leven roepen; kweken; laten zien; maken; ontwerpen; openbaren; opfokken; scheppen; te voorschijn halen; tevoorschijn brengen; torsen; voor de dag halen; zich uiten
|
kultivieren
|
aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen
|
ontginnen; voor landbouw klaar maken
|
machen
|
fabriceren; maken; produceren; vervaardigen; voortbrengen
|
functioneren; in het leven roepen; maken; scheppen
|
produzieren
|
fabriceren; maken; produceren; vervaardigen; voortbrengen
|
in het leven roepen; maken; scheppen
|
treiben
|
aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen
|
begaan; beoefenen; de liefde bedrijven; doen; functioneren; gaan staan; handelen; lenen; loskrijgen; losmaken; lostornen; omhoogrijzen; ontlenen; opstaan; per ongeluk doen; plegen; rijzen; tornen; uithalen; uitoefenen; uitrichten; uitspoken; uittrekken; uitvoeren; verrichten
|
umbauen
|
aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen
|
ombouwen; verbouwen; vertimmeren
|
umgestalten
|
aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen
|
herscheppen; herstructureren; regenereren; saneren; wijzigen
|
umwandeln
|
aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen
|
iets omdraaien; inwisselen; omkeren; omruilen; omwisselen; ruilen; transformeren; verruilen; verwisselen; wisselen
|
verfassen
|
fabriceren; maken; produceren; vervaardigen; voortbrengen
|
|
verfertigen
|
fabriceren; maken; produceren; vervaardigen; voortbrengen
|
afwisselen; herzien; in het leven roepen; maken; scheppen; veranderen; verwisselen; wijzigen
|
vorbringen
|
fabriceren; maken; produceren; vervaardigen; voortbrengen
|
aanbevelen; aandragen; aanraden; aanvoeren; iemand recommanderen; iets in te brengen hebben; inbrengen; naar voren brengen; nomineren; opperen; poneren; stellen; voordragen
|
zeugen
|
aankweken; aanplanten; fabriceren; fokken; genereren; kweken; maken; opkweken; planten; procreëren; produceren; telen; verbouwen; vervaardigen; voortbrengen
|
|
ziehen
|
aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen
|
een snuif nemen; fokken; hieuwen; hieven; iets ophalen; insnuiven; kweken; lenen; met een spil omhoogwerken; ontlenen; opfokken; opsnuiven; rukken; slepen; sleuren; snuiven; tochten; trekken
|
zur Welt bringen
|
baren; bevallen; ter wereld brengen; voortbrengen
|
ter wereld brengen
|
züchten
|
aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen
|
fokken; kweken; opfokken
|