Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. Schwanz:
  2. Wiktionary:


German

Detailed Translations for Schwanz from German to Dutch

Schwanz:

Schwanz [der ~] noun

  1. der Schwanz (Penis; Pimmel; Rute)
    de roede; de piemel; de penis; de lul; de pik; het lid
  2. der Schwanz (Schwänze)

Translation Matrix for Schwanz:

NounRelated TranslationsOther Translations
lid Penis; Pimmel; Rute; Schwanz Absatz; Abschnitt; Angehörige; Augenlid; Deckel; Dimensionselement; Element; Mitglied; Paragraph
lul Penis; Pimmel; Rute; Schwanz Dreckskerl; Dumme; Düpierte; Geschädigte; Grobian; Halunke; Lump; Opfer; Schuft; Schurke
penis Penis; Pimmel; Rute; Schwanz
piemel Penis; Pimmel; Rute; Schwanz
pik Penis; Pimmel; Rute; Schwanz
roede Penis; Pimmel; Rute; Schwanz
staarteinden Schwanz; Schwänze

Synonyms for "Schwanz":


Wiktionary Translations for Schwanz:

Schwanz
noun
  1. umgangssprachlich, derb: Penis
  2. hinterer Körperfortsatz bei Tieren
Schwanz
noun
  1. geslachtsdeel van de man, penis; heeft de bijklank van kleinheid, vooral gebruikt voor onvolgroeide jongens
  2. informeel|nld geslachtsdeel van de man, penis
  3. een verlengstuk van de ruggengraat bij sommige dieren
  4. het achterste stuk van een vliegtuig of een auto

Cross Translation:
FromToVia
Schwanz pik; lul cock — slang for penis
Schwanz leuter; piemel; pik; lul dick — colloquial: penis
Schwanz piemel; lul; dees dork — vulgar, slang: penis
Schwanz penis; lid; mannelijk lid penis — male organ for copulation and urination
Schwanz staart tail — appendage of an animal
Schwanz staart queue — Appendice postérieur
Schwanz lul zob — (argot) pénis, sexe masculin.

Related Translations for Schwanz