German

Detailed Translations for vorschlagen from German to Dutch

vorschlagen:

vorschlagen verb (schlage vor, schlägst vor, schlägt vor, schlug vor, schlugt vor, vorgeschlagen)

  1. vorschlagen
    voorstellen; voorslaan
    • voorstellen verb (stel voor, stelt voor, stelde voor, stelden voor, voorgesteld)
    • voorslaan verb (sla voor, slaat voor, sloeg voor, sloegen voor, voorgeslagen)
  2. vorschlagen (empfehlen; vortragen; raten; vorbringen)
    aanbevelen; voordragen; aanraden; iemand recommanderen; nomineren
    • aanbevelen verb (beveel aan, beveelt aan, beval aan, bevolen aan, aanbevolen)
    • voordragen verb (draag voor, draagt voor, droeg voor, droegen voor, voorgedragen)
    • aanraden verb (raad aan, raadt aan, ried aan, rieden aan, aangeraden)
    • nomineren verb (nomineer, nomineert, nomineerde, nomineerden, genomineerd)
  3. vorschlagen (raten; suggerieren; zuraten; )
    adviseren; suggereren; raden; ingeven; iets aanraden
    • adviseren verb (adviseer, adviseert, adviseerde, adviseerden, geadviseerd)
    • suggereren verb (suggereer, suggereert, suggereerde, suggereerden, gesuggereerd)
    • raden verb (raad, raadt, ried, rieden, geraden)
    • ingeven verb (geef in, geeft in, gaf in, gaven in, ingegeven)
  4. vorschlagen (vorbringen; einbringen; entgegnen; entgegenhalten; entgegenbringen)
    naar voren brengen; opperen; poneren
    • naar voren brengen verb (breng naar voren, brengt naar voren, bracht naar voren, brachten naar voren, naar voren gebracht)
    • opperen verb (opper, oppert, opperde, opperden, geopperd)
    • poneren verb (poneer, poneert, poneerde, poneerden, geponeerd)
  5. vorschlagen (aufwerfen; zur Rede bringen)
    opperen; poneren; aanvoeren; te berde brengen
    • opperen verb (opper, oppert, opperde, opperden, geopperd)
    • poneren verb (poneer, poneert, poneerde, poneerden, geponeerd)
    • aanvoeren verb (voer aan, voert aan, voerde aan, voerden aan, aangevoerd)
    • te berde brengen verb (breng te berde, brengt te berde, bracht te berde, brachten te berde, bracht te berde)
  6. vorschlagen (einflüstern; raten; anregen; )
    ingeven; influisteren; souffleren
    • ingeven verb (geef in, geeft in, gaf in, gaven in, ingegeven)
    • influisteren verb (fluister in, fluistert in, fluisterde in, fluisterden in, ingefluisterd)
    • souffleren verb (souffleer, souffleert, souffleerde, souffleerden, gesouffleerd)

Conjugations for vorschlagen:

Präsens
  1. schlage vor
  2. schlägst vor
  3. schlägt vor
  4. schlagen vor
  5. schlagt vor
  6. schlagen vor
Imperfekt
  1. schlug vor
  2. schlugst vor
  3. schlug vor
  4. schlugen vor
  5. schlugt vor
  6. schlugen vor
Perfekt
  1. habe vorgeschlagen
  2. hast vorgeschlagen
  3. hat vorgeschlagen
  4. haben vorgeschlagen
  5. habt vorgeschlagen
  6. haben vorgeschlagen
1. Konjunktiv [1]
  1. schlage vor
  2. schlagest vor
  3. schlage vor
  4. schlagen vor
  5. schlaget vor
  6. schlagen vor
2. Konjunktiv
  1. schlüge vor
  2. schlügest vor
  3. schlüge vor
  4. schlügen vor
  5. schlüget vor
  6. schlügen vor
Futur 1
  1. werde vorschlagen
  2. wirst vorschlagen
  3. wird vorschlagen
  4. werden vorschlagen
  5. werdet vorschlagen
  6. werden vorschlagen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde vorschlagen
  2. würdest vorschlagen
  3. würde vorschlagen
  4. würden vorschlagen
  5. würdet vorschlagen
  6. würden vorschlagen
Diverses
  1. schlag vor!
  2. schlagt vor!
  3. schlagen Sie vor!
  4. vorgeschlagen
  5. vorschlagend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for vorschlagen:

NounRelated TranslationsOther Translations
aanvoeren Anführung; Führung; Leitung; Spitze; Vorausgehen; Vorgehen
poneren Annehmen; Setzen
voorstellen Anträge; Vorschläge
VerbRelated TranslationsOther Translations
aanbevelen empfehlen; raten; vorbringen; vorschlagen; vortragen anempfelen; anpreisen; empfehlen
aanraden empfehlen; raten; vorbringen; vorschlagen; vortragen empfehlen; konsultieren; raten
aanvoeren aufwerfen; vorschlagen; zur Rede bringen anführen; anordnen; aufs Tapet bringen; befehlen; dirigieren; einbringen; führen; gebieten; kommandieren; leiten; lenken; steuern; verordnen; vorbringen; zur Sprache bringen
adviseren anregen; ausmachen; bestimmen; ermessen; raten; schätzen; suggerieren; taxieren; veranschlagen; vorschlagen; zuraten; überschlagen advisieren; anpreisen; empfehlen; konsultieren; raten
iemand recommanderen empfehlen; raten; vorbringen; vorschlagen; vortragen
iets aanraden anregen; ausmachen; bestimmen; ermessen; raten; schätzen; suggerieren; taxieren; veranschlagen; vorschlagen; zuraten; überschlagen
influisteren anregen; antreiben; aufjagen; einflüstern; eingeben; einhelfen; forttreiben; nötigen; prophezeien; raten; soufflieren; suggerieren; vorhersagen; vorsagen; vorschlagen; vorsichhertreiben; vorwärtstreiben; zuraten
ingeven anregen; antreiben; aufjagen; ausmachen; bestimmen; einflüstern; eingeben; einhelfen; ermessen; forttreiben; nötigen; prophezeien; raten; schätzen; soufflieren; suggerieren; taxieren; veranschlagen; vorhersagen; vorsagen; vorschlagen; vorsichhertreiben; vorwärtstreiben; zuraten; überschlagen anordnen; begeistern; diktieren; einflößen; einflüstern; eingeben; geben; inspirieren; jemandem etwas verabreichen; verabreichen; verordnen; vorschreiben
naar voren brengen einbringen; entgegenbringen; entgegenhalten; entgegnen; vorbringen; vorschlagen annehmen; anschneiden; nach vorne bringen; postulieren; sagen; suggerieren; vorbringen
nomineren empfehlen; raten; vorbringen; vorschlagen; vortragen
opperen aufwerfen; einbringen; entgegenbringen; entgegenhalten; entgegnen; vorbringen; vorschlagen; zur Rede bringen annehmen; aufs Tapet bringen; postulieren; suggerieren; vorbringen; zur Sprache bringen
poneren aufwerfen; einbringen; entgegenbringen; entgegenhalten; entgegnen; vorbringen; vorschlagen; zur Rede bringen annehmen; postulieren; vorbringen
raden anregen; ausmachen; bestimmen; ermessen; raten; schätzen; suggerieren; taxieren; veranschlagen; vorschlagen; zuraten; überschlagen Vermutung anstellen; annehmen; glauben; mutmaßen; schätzen; vermuten
souffleren anregen; antreiben; aufjagen; einflüstern; eingeben; einhelfen; forttreiben; nötigen; prophezeien; raten; soufflieren; suggerieren; vorhersagen; vorsagen; vorschlagen; vorsichhertreiben; vorwärtstreiben; zuraten
suggereren anregen; ausmachen; bestimmen; ermessen; raten; schätzen; suggerieren; taxieren; veranschlagen; vorschlagen; zuraten; überschlagen suggerieren
te berde brengen aufwerfen; vorschlagen; zur Rede bringen Gespräch anknöpfen; Zur Sprache bringen; anschneiden; aufs Tapet bringen; aufwerfen; zur Sprache bringen
voordragen empfehlen; raten; vorbringen; vorschlagen; vortragen Gedichten vortragen; rezitieren; vortragen
voorslaan vorschlagen
voorstellen vorschlagen anfangen; beginnen; einführen; einleiten; einsetzen; introduzieren

Synonyms for "vorschlagen":


Wiktionary Translations for vorschlagen:

vorschlagen
verb
  1. (transitiv): einen Vorschlag machen; eine Empfehlung machen, die abgelehnt werden kann
vorschlagen
verb
  1. ter sprake brengen
  2. iets voorstellen
  3. een plan voorleggen

Cross Translation:
FromToVia
vorschlagen indienen; voorstellen; presenteren offer — propose
vorschlagen voorstellen propose — to suggest a plan or course of action
vorschlagen voorstellen suggest — to ask for without demanding
vorschlagen bieden; aanbieden; uitloven; voordragen; voorslaan; voorstellen proposermettre en avant, de vive voix ou par écrit, pour qu’on l’examiner, pour qu’on en délibérer.