Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. schauspielen:


German

Detailed Translations for schauspielen from German to Dutch

schauspielen:

schauspielen verb

  1. schauspielen (darstellen)
    acteren; toneelspelen
    • acteren verb (acteer, acteert, acteerde, acteerden, geacteerd)
    • toneelspelen verb (speel toneel, speelt toneel, speelde toneel, speelden toneel, toneelgespeeld)

Translation Matrix for schauspielen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
acteren darstellen; schauspielen aktieren; auftreten; darstellen; eine Rolle spielen; spielen
toneelspelen darstellen; schauspielen aktieren; auftreten; darstellen; eine Rolle spielen; spielen; tun als ob