Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. weissagen:
  2. Wiktionary:


German

Detailed Translations for weissagen from German to Dutch

weissagen:

weissagen verb

  1. weissagen (wahrsagen; vorhersagen; voraussagen; prophezeien)
    voorspellen; wichelen
    • voorspellen verb (voorspel, voorspelt, voorspelde, voorspelden, voorspeld)
    • wichelen verb (wichel, wichelt, wichelde, wichelden, gewicheld)
  2. weissagen (voraussagen; vorhersagen; wahrsagen; )
    voortellen
    • voortellen verb (tel voor, telt voor, telde voor, telden voor, voorgeteld)

Translation Matrix for weissagen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
voorspellen prophezeien; voraussagen; vorhersagen; wahrsagen; weissagen
voortellen aufzählen; prophezeien; voraussagen; vorbuchstabieren; vorhersagen; wahrsagen; weissagen
wichelen prophezeien; voraussagen; vorhersagen; wahrsagen; weissagen

Synonyms for "weissagen":


Wiktionary Translations for weissagen:


Cross Translation:
FromToVia
weissagen doorzien; gissen; raden devinerprédire ce qui doit arriver, découvrir, par des sortilèges, ce qui cacher.