Translate être indécis from French to Dutch

Summary

French to Dutch: more detail...

être indécis:
- aarzelen; talmen; weifelen; dubben; besluiteloos zijn; onbeslist zijn

French

Detailed Translations for être indécis from French to Dutch

être indécis (hésiter; tarder; douter; tergiverser; traînasser; traîner; lambiner; traînailler)
aarzelen; talmen; weifelen; dubben
- aarzelen verb (aarzel, aarzelt, aarzelde, aarzelden, geaarzeld)
- talmen verb (talm, talmt, talmde, talmden, getalmd)
- weifelen verb (weifel, weifelt, weifelde, weifelden, geweifeld)
- dubben verb (dub, dubt, dubde, dubden, gedubd)
être indécis (être irrésolu)
besluiteloos zijn
- besluiteloos zijn verb (ben besluitloos, bent besluitloos, is besluitloos, was besluitloos, waren besluitloos, besluitloos geweest)
être indécis (être suspendu)
onbeslist zijn
- onbeslist zijn verb (ben onbeslist, bent onbeslist, is ombeslist, was ombeslist, waren onbeslist, onbeslist geweest)

Verb	Related Translations	Other Translations
aarzelen	douter; hésiter; lambiner; tarder; tergiverser; traînailler; traînasser; traîner; être indécis	atermoyer; balancer; douter; douter de; hésiter; temporiser; tergiverser; traînailler; traînasser
besluiteloos zijn	être indécis; être irrésolu
dubben	douter; hésiter; lambiner; tarder; tergiverser; traînailler; traînasser; traîner; être indécis	doubler; postsynchroniser
onbeslist zijn	être indécis; être suspendu
talmen	douter; hésiter; lambiner; tarder; tergiverser; traînailler; traînasser; traîner; être indécis	atermoyer; fainéanter; faire traîner les choses en longueur; lambiner; s'attarder; temporiser; tergiverser; traînailler; traînasser; traîner
weifelen	douter; hésiter; lambiner; tarder; tergiverser; traînailler; traînasser; traîner; être indécis	balancer; douter; douter de; hésiter