French

Detailed Translations for facteur from French to Dutch

facteur:

facteur [le ~] noun

  1. le facteur
    de postbode; de bezorger; de brievenbesteller; de besteller; de bode
  2. le facteur (élément; composant)
    de factor; de element
  3. le facteur (livreur; porteur)
    de bezorger; rondbrenger; de bode; de besteller; de koerier

Translation Matrix for facteur:

NounRelated TranslationsOther Translations
besteller facteur; livreur; porteur acheteur
bezorger facteur; livreur; porteur
bode facteur; livreur; porteur
brievenbesteller facteur
element composant; facteur; élément action; branche; catégorie; composant; fraction; groupe parlementaire; ingrédient; ingrédient de base; membre; morceau; part; partie; portion; ration; rayon; section; segment; titre; élément de base
factor composant; facteur; élément
koerier facteur; livreur; porteur commissionnaire; courrier; courrier spécial; coursier; estafette; garçon de courses; garçon-livreur; messager
postbode facteur
rondbrenger facteur; livreur; porteur
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
element élément

Synonyms for "facteur":


Wiktionary Translations for facteur:

facteur
noun
  1. Distributeur de courrier
facteur
noun
  1. een constante factor van een onbekende of van een veranderlijke grootheid
  2. meewerkende oorzaak

Cross Translation:
FromToVia
facteur coëfficiënt coefficient — algebraic constant
facteur postbezorger letter carrier — post office employee
facteur postbesteller; brievenbesteller; postbode mailman — post office employee
facteur postbode Briefträger — eine (männliche) Person, die Briefe zustellt

Related Translations for facteur