Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. overmaken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for overmaken from Dutch to German

overmaken:

overmaken verb (maak over, maakt over, maakte over, maakten over, overgemaakt)

  1. overmaken (toezenden; zenden; opsturen; )

Conjugations for overmaken:

o.t.t.
  1. maak over
  2. maakt over
  3. maakt over
  4. maken over
  5. maken over
  6. maken over
o.v.t.
  1. maakte over
  2. maakte over
  3. maakte over
  4. maakten over
  5. maakten over
  6. maakten over
v.t.t.
  1. heb overgemaakt
  2. hebt overgemaakt
  3. heeft overgemaakt
  4. hebben overgemaakt
  5. hebben overgemaakt
  6. hebben overgemaakt
v.v.t.
  1. had overgemaakt
  2. had overgemaakt
  3. had overgemaakt
  4. hadden overgemaakt
  5. hadden overgemaakt
  6. hadden overgemaakt
o.t.t.t.
  1. zal overmaken
  2. zult overmaken
  3. zal overmaken
  4. zullen overmaken
  5. zullen overmaken
  6. zullen overmaken
o.v.t.t.
  1. zou overmaken
  2. zou overmaken
  3. zou overmaken
  4. zouden overmaken
  5. zouden overmaken
  6. zouden overmaken
en verder
  1. is overgemaakt
  2. zijn overgemaakt
diversen
  1. maak over!
  2. maakt over!
  3. overgemaakt
  4. overmakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for overmaken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
jemand etwas zuschicken doen toekomen; iem. iets sturen; opsturen; overmaken; posten; toezenden; zenden

Wiktionary Translations for overmaken:

overmaken
verb
  1. opnieuw maken
  2. laten overschrijven

Cross Translation:
FromToVia
overmaken reparieren; wiederherstellen refaire — Réparer, raccommoder, rajuster une chose ruinée ou abîmée. (Sens général)

Related Translations for overmaken