Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. uitleveren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for uitleveren from Dutch to German

uitleveren:

uitleveren verb (lever uit, levert uit, leverde uit, leverden uit, uitgeleeefd)

  1. uitleveren (capituleren; opgeven; zich overgeven; overgeven)
    ausliefern; kaitulieren; übergeben; aushändigen
    • ausliefern verb (liefere aus, lieferst aus, liefert aus, lieferte aus, liefertet aus, ausgeliefert)
    • übergeben verb (übergebe, übergibst, übergibt, übergab, übergabt, übergegeben)
    • aushändigen verb (händige aus, händigst aus, händigt aus, händigte aus, händigtet aus, ausgehändigt)

Conjugations for uitleveren:

o.t.t.
  1. lever uit
  2. levert uit
  3. levert uit
  4. leveren uit
  5. leveren uit
  6. leveren uit
o.v.t.
  1. leverde uit
  2. leverde uit
  3. leverde uit
  4. leverden uit
  5. leverden uit
  6. leverden uit
v.t.t.
  1. heb uitgeleeefd
  2. hebt uitgeleeefd
  3. heeft uitgeleeefd
  4. hebben uitgeleeefd
  5. hebben uitgeleeefd
  6. hebben uitgeleeefd
v.v.t.
  1. had uitgeleeefd
  2. had uitgeleeefd
  3. had uitgeleeefd
  4. hadden uitgeleeefd
  5. hadden uitgeleeefd
  6. hadden uitgeleeefd
o.t.t.t.
  1. zal uitleveren
  2. zult uitleveren
  3. zal uitleveren
  4. zullen uitleveren
  5. zullen uitleveren
  6. zullen uitleveren
o.v.t.t.
  1. zou uitleveren
  2. zou uitleveren
  3. zou uitleveren
  4. zouden uitleveren
  5. zouden uitleveren
  6. zouden uitleveren
en verder
  1. ben uitgeleeefd
  2. bent uitgeleeefd
  3. is uitgeleeefd
  4. zijn uitgeleeefd
  5. zijn uitgeleeefd
  6. zijn uitgeleeefd
diversen
  1. lever uit!
  2. levert uit!
  3. uitgeleeefd
  4. uitlevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitleveren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
aushändigen capituleren; opgeven; overgeven; uitleveren; zich overgeven distribueren; ronddelen; uitreiken; verdelen
ausliefern capituleren; opgeven; overgeven; uitleveren; zich overgeven aanleveren; afleveren; bezorgen; brengen; leveren; overhandigen; toeleveren
kaitulieren capituleren; opgeven; overgeven; uitleveren; zich overgeven
übergeben capituleren; opgeven; overgeven; uitleveren; zich overgeven afstaan; braken; delegeren; kotsen; overdragen; overgeven; spugen; spuwen; strijd opgeven; uitbraken; vomeren

Related Definitions for "uitleveren":

  1. aan de rechtbank van een ander land overdragen1
    • de verdachte werd uitgeleverd aan Frankrijk1

Wiktionary Translations for uitleveren:

uitleveren
verb
  1. een gevangene in handen van een andere autoriteit overdragen

Cross Translation:
FromToVia
uitleveren ausliefern extradite — to remove a person from one state to another by legal process
uitleveren verschicken; versenden ship — to send a parcel or container

External Machine Translations: