Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. zoeven:
  2. zoëven:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for zo-even from Dutch to German

zoeven:

zoeven verb (zoef, zoeft, zoefde, zoefden, gezoefd)

  1. zoeven
    surren
    • surren verb (surre, surrst, surrt, surrte, surrtet, gesurrt)

Conjugations for zoeven:

o.t.t.
  1. zoef
  2. zoeft
  3. zoeft
  4. zoeven
  5. zoeven
  6. zoeven
o.v.t.
  1. zoefde
  2. zoefde
  3. zoefde
  4. zoefden
  5. zoefden
  6. zoefden
v.t.t.
  1. ben gezoefd
  2. bent gezoefd
  3. is gezoefd
  4. zijn gezoefd
  5. zijn gezoefd
  6. zijn gezoefd
v.v.t.
  1. was gezoefd
  2. was gezoefd
  3. was gezoefd
  4. waren gezoefd
  5. waren gezoefd
  6. waren gezoefd
o.t.t.t.
  1. zal zoeven
  2. zult zoeven
  3. zal zoeven
  4. zullen zoeven
  5. zullen zoeven
  6. zullen zoeven
o.v.t.t.
  1. zou zoeven
  2. zou zoeven
  3. zou zoeven
  4. zouden zoeven
  5. zouden zoeven
  6. zouden zoeven
diversen
  1. zoef!
  2. zoeft!
  3. gezoefd
  4. zoevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for zoeven:

VerbRelated TranslationsOther Translations
surren zoeven brommen; knorren; knorrend geluid maken; sjorren; zoemen

zoëven:



Wiktionary Translations for zo-even:

zo-even
adverb
  1. net, even tevoren

Related Translations for zo-even