Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. aanpunten:


Dutch

Detailed Translations for aanpuntten from Dutch to German

aanpunten:

aanpunten verb (punt aan, puntte aan, puntten aan, aangepunt)

  1. aanpunten
    anspitzen
    • anspitzen verb (spitze an, spitzt an, spitzte an, spitztet an, angespitzt)

Conjugations for aanpunten:

o.t.t.
  1. punt aan
  2. punt aan
  3. punt aan
  4. punten aan
  5. punten aan
  6. punten aan
o.v.t.
  1. puntte aan
  2. puntte aan
  3. puntte aan
  4. puntten aan
  5. puntten aan
  6. puntten aan
v.t.t.
  1. heb aangepunt
  2. hebt aangepunt
  3. heeft aangepunt
  4. hebben aangepunt
  5. hebben aangepunt
  6. hebben aangepunt
v.v.t.
  1. had aangepunt
  2. had aangepunt
  3. had aangepunt
  4. hadden aangepunt
  5. hadden aangepunt
  6. hadden aangepunt
o.t.t.t.
  1. zal aanpunten
  2. zult aanpunten
  3. zal aanpunten
  4. zullen aanpunten
  5. zullen aanpunten
  6. zullen aanpunten
o.v.t.t.
  1. zou aanpunten
  2. zou aanpunten
  3. zou aanpunten
  4. zouden aanpunten
  5. zouden aanpunten
  6. zouden aanpunten
diversen
  1. punt aan!
  2. punt aan!
  3. aangepunt
  4. aanpuntende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for aanpunten:

NounRelated TranslationsOther Translations
anspitzen toespitsing
VerbRelated TranslationsOther Translations
anspitzen aanpunten aanscherpen; aanslijpen; aanspitsen; iemand opstoken; opjutten; opzetten; punteren; slijpen; spitsen
- punten

External Machine Translations: