Summary


Dutch

Detailed Translations for brallen from Dutch to German

brallen:

brallen verb (bral, bralt, bralde, bralden, gebrald)

  1. brallen
    angeben; prahlen; aufschneiden; sich brüsten; großeRedeführen
    • angeben verb (gebe an, gibst an, gibt an, gab an, gabt an, angegeben)
    • prahlen verb (prahle, prahlst, prahlt, prahlte, prahltet, geprahlt)
    • aufschneiden verb (schneide auf, schneidest auf, schneidet auf, schnitt auf, schnittet auf, aufgeschnitten)
    • sich brüsten verb (brüste mich, brüst dich, brüst sich, brüstte sich, brüsttet euch, sich gebrüstet)

Conjugations for brallen:

o.t.t.
  1. bral
  2. bralt
  3. bralt
  4. brallen
  5. brallen
  6. brallen
o.v.t.
  1. bralde
  2. bralde
  3. bralde
  4. bralden
  5. bralden
  6. bralden
v.t.t.
  1. heb gebrald
  2. hebt gebrald
  3. heeft gebrald
  4. hebben gebrald
  5. hebben gebrald
  6. hebben gebrald
v.v.t.
  1. had gebrald
  2. had gebrald
  3. had gebrald
  4. hadden gebrald
  5. hadden gebrald
  6. hadden gebrald
o.t.t.t.
  1. zal brallen
  2. zult brallen
  3. zal brallen
  4. zullen brallen
  5. zullen brallen
  6. zullen brallen
o.v.t.t.
  1. zou brallen
  2. zou brallen
  3. zou brallen
  4. zouden brallen
  5. zouden brallen
  6. zouden brallen
diversen
  1. bral!
  2. bralt!
  3. gebrald
  4. brallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for brallen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
angeben brallen aangeven; declareren; grootspreken; klikken; opscheppen; opsnijden; snoeven; verklappen; verklikken; verlinken; verraden
aufschneiden brallen bluffen; grootspreken; opensnijden; opscheppen; opsnijden; snoeven
großeRedeführen brallen grootspreken; opscheppen
prahlen brallen beroemen; geuren; grootspreken; opscheppen; pralen; pronken; roem dragen; te kijk lopen met
sich brüsten brallen beroemen; grootspreken; opscheppen; roem dragen