Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. dooien:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for dooit from Dutch to German

dooien:

dooien verb (dooit, dooide, gedooid)

  1. dooien (ophouden te vriezen)
    tauen; abtauen; auftauen
    • tauen verb (taue, taust, taut, taute, tautet, getaut)
    • abtauen verb (taue ab, taust ab, taut ab, taute ab, tautet ab, abgetaut)
    • auftauen verb (taue auf, taust auf, taut auf, taute auf, tautet auf, aufgetaut)

Conjugations for dooien:

o.t.t.
  1. dooit
  2. dooien
o.v.t.
  1. dooide
  2. dooiden
v.t.t.
  1. heeft gedooid
  2. hebben gedooid
v.v.t.
  1. had gedooid
  2. hadden gedooid
o.t.t.t.
  1. zal dooien
  2. zullen dooien
o.v.t.t.
  1. zou dooien
  2. zouden dooien
diversen
  1. gedooid
  2. dooiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for dooien:

VerbRelated TranslationsOther Translations
abtauen dooien; ophouden te vriezen door hitte vloeibaar worden; minder stijf worden; smelten
auftauen dooien; ophouden te vriezen doen smelten; door hitte vloeibaar worden; minder stijf worden; smelten; wegsmelten
tauen dooien; ophouden te vriezen doen smelten; door hitte vloeibaar worden; minder stijf worden; smelten; wegsmelten

Related Words for "dooien":


Wiktionary Translations for dooien:

dooien
verb
  1. het stijgen van de buitentemperatuur boven het vriespunt waardoor alle ijs en sneeuw begint te smelten

Cross Translation:
FromToVia
dooien tauen thaw — to melt, dissolve, or become fluid
dooien tauen; auftauen; schmelzen dégeler — Faire qu’une chose qui geler cesser de l’être.