Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. eraf gaan:


Dutch

Detailed Translations for eraf gaan from Dutch to German

eraf gaan:

eraf gaan verb (ga eraf, gaat eraf, ging eraf, gingen eraf, eraf gegaan)

  1. eraf gaan
    abgehen; loslassen
    • abgehen verb (gehe ab, gehst ab, geht ab, ging ab, ginget ab, abgegangen)
    • loslassen verb (lasse los, läßt los, ließ los, ließt los, losgelassen)

Conjugations for eraf gaan:

o.t.t.
  1. ga eraf
  2. gaat eraf
  3. gaat eraf
  4. gaan eraf
  5. gaan eraf
  6. gaan eraf
o.v.t.
  1. ging eraf
  2. ging eraf
  3. ging eraf
  4. gingen eraf
  5. gingen eraf
  6. gingen eraf
v.t.t.
  1. ben eraf gegaan
  2. bent eraf gegaan
  3. is eraf gegaan
  4. zijn eraf gegaan
  5. zijn eraf gegaan
  6. zijn eraf gegaan
v.v.t.
  1. was eraf gegaan
  2. was eraf gegaan
  3. was eraf gegaan
  4. waren eraf gegaan
  5. waren eraf gegaan
  6. waren eraf gegaan
o.t.t.t.
  1. zal eraf gaan
  2. zult eraf gaan
  3. zal eraf gaan
  4. zullen eraf gaan
  5. zullen eraf gaan
  6. zullen eraf gaan
o.v.t.t.
  1. zou eraf gaan
  2. zou eraf gaan
  3. zou eraf gaan
  4. zouden eraf gaan
  5. zouden eraf gaan
  6. zouden eraf gaan
diversen
  1. ga eraf!
  2. gaat eraf!
  3. eraf gegaan
  4. eraf gaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for eraf gaan:

VerbRelated TranslationsOther Translations
abgehen eraf gaan afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen
loslassen eraf gaan laten gaan; loslaten; niet vasthouden

Related Translations for eraf gaan