Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. iets vastkleven:


Dutch

Detailed Translations for iets vastkleven from Dutch to German

iets vastkleven:

iets vastkleven verb

  1. iets vastkleven (plakken; kleven; vastlijmen)
    kleben; ankleben; leimen; festkleben; anleimen
    • kleben verb (klebe, klebst, klebt, klebte, klebtet, geklebt)
    • ankleben verb (klebe an, klebst an, klebt an, klebte an, klebtet an, angeklebt)
    • leimen verb (leime, leimst, leimt, leimte, leimtet, geleimt)
    • festkleben verb (klebe fest, klebst fest, klebt fest, klebte fest, klebtet fest, festgeklebt)
    • anleimen verb (leime an, leimst an, leimt an, leimte an, leimtet an, angeleimt)

Translation Matrix for iets vastkleven:

VerbRelated TranslationsOther Translations
ankleben iets vastkleven; kleven; plakken; vastlijmen aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aan elkaar plakken; aaneen plakken; aaneenplakken; aankleven; aanlijmen; hechten; kleven; klitten; lijmen; opplakken; plakken; vasthechten; vastkleven; vastlijmen; vastplakken
anleimen iets vastkleven; kleven; plakken; vastlijmen aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aaneenplakken; aankleven; aanlijmen; kleven; klitten; lijmen; plakken; vastkleven; vastlijmen; vastplakken
festkleben iets vastkleven; kleven; plakken; vastlijmen aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aan elkaar plakken; aaneen plakken; aaneenplakken; aankleven; aanlijmen; hechten; kleven; klitten; lijmen; opplakken; plakken; samenplakken; vasthechten; vastkleven; vastlijmen; vastplakken
kleben iets vastkleven; kleven; plakken; vastlijmen aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aaneenplakken; aankleven; aanlijmen; kleven; klitten; lijmen; plakken; vastkleven; vastlijmen; vastplakken
leimen iets vastkleven; kleven; plakken; vastlijmen aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aaneenplakken; aankleven; aanlijmen; kleven; klitten; lijmen; plakken; vastkleven; vastlijmen; vastplakken

Related Translations for iets vastkleven