Dutch

Detailed Translations for onthouden from Dutch to German

onthouden:

onthouden verb (onthoud, onthoudt, onthield, onthielden, onthouden)

  1. onthouden (opnemen; opslaan)
    enthalten; erwähnen; absorbieren
    • enthalten verb (enthalte, enthältest, enthält, enthielt, enthieltet, enthalten)
    • erwähnen verb (erwähne, erwähnst, erwähnt, erwähnte, erwähntet, erwähnt)
    • absorbieren verb (absorbiere, absorbierst, absorbiert, absorbierte, absorbiertet, absorbiert)
  2. onthouden (memoriseren)
    erinnern; einfallen; bedenken
    • erinnern verb (erinnere, erinnerst, erinnert, erinnerte, erinnertet, erinnert)
    • einfallen verb
    • bedenken verb (bedenke, bedenkst, bedenkt, bedacht, bedachtet, bedacht)
  3. onthouden (abstineren; afwijzen; afwimpelen; bedanken; afslaan)
    abschlagen; sich enthalten; enthalten
    • abschlagen verb (schlage ab, schlagst ab, schlagt ab, schlagte ab, schlagtet ab, abgeschlagen)
    • enthalten verb (enthalte, enthältest, enthält, enthielt, enthieltet, enthalten)
  4. onthouden (niet vergeten; herinneren)
    nicht vergessen; gedenken; jemanden an etwas erinnern; ermahnen; mahnen

Conjugations for onthouden:

o.t.t.
  1. onthoud
  2. onthoudt
  3. onthoudt
  4. onthouden
  5. onthouden
  6. onthouden
o.v.t.
  1. onthield
  2. onthield
  3. onthield
  4. onthielden
  5. onthielden
  6. onthielden
v.t.t.
  1. heb onthouden
  2. hebt onthouden
  3. heeft onthouden
  4. hebben onthouden
  5. hebben onthouden
  6. hebben onthouden
v.v.t.
  1. had onthouden
  2. had onthouden
  3. had onthouden
  4. hadden onthouden
  5. hadden onthouden
  6. hadden onthouden
o.t.t.t.
  1. zal onthouden
  2. zult onthouden
  3. zal onthouden
  4. zullen onthouden
  5. zullen onthouden
  6. zullen onthouden
o.v.t.t.
  1. zou onthouden
  2. zou onthouden
  3. zou onthouden
  4. zouden onthouden
  5. zouden onthouden
  6. zouden onthouden
en verder
  1. is onthouden
  2. zijn onthouden
diversen
  1. onthoud!
  2. onthoudt!
  3. onthouden
  4. onthoudend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

onthouden [znw.] noun

  1. onthouden (vasten)
    die Enthaltung; die Enthaltsamkeit; der Verzicht

Translation Matrix for onthouden:

NounRelated TranslationsOther Translations
Enthaltsamkeit onthouden; vasten 't afzien van; abstinentie; afschaffing; geheelonthouding; onderbreken; onderbreking; onthouding; verbreken
Enthaltung onthouden; vasten 't afzien van; abstinentie; afschaffing; geheelonthouding; onderbreken; onderbreking; onthouding; verbreken
Verzicht onthouden; vasten 't afzien van; abstinentie; afschaffing; geheelonthouding; onderbreken; onderbreking; onthouding; verbreken
VerbRelated TranslationsOther Translations
abschlagen abstineren; afslaan; afwijzen; afwimpelen; bedanken; onthouden afbikken; afketsen; afkeuren; afkloppen; afstemmen; afwijzen; bedanken; danken; ricocheren; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegbikken; wegstemmen
absorbieren onthouden; opnemen; opslaan absorberen; incorporeren; inlijven; opnemen; opnemen in groter geheel; opslorpen; opslurpen
bedenken memoriseren; onthouden afwegen; bedenken; beraden; beschouwen; consideren; doordenken; iets overwegen; overdenken; overwegen; te binnen schieten; te binnen vallen
einfallen memoriseren; onthouden aflossen; bedenken; binnenmarcheren; binnentrekken; binnenvallen; invallen; invallen voor iemand; naar binnen vallen; onverwachts langskomen; remplaceren; te binnen schieten; te binnen vallen; vernieuwen; vervangen; verwisselen
enthalten abstineren; afslaan; afwijzen; afwimpelen; bedanken; onthouden; opnemen; opslaan abstineren; behelzen; bevatten; bijsluiten; bijvoegen; hongerstaken; inhouden; insluiten; omtrekken; toevoegen; vasten
erinnern memoriseren; onthouden herinneren; in herinnering brengen; memoreren; ontbieden; oproepen; sommeren
ermahnen herinneren; niet vergeten; onthouden aanmanen; aanmanen tot een verplichting; aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; doen denken aan; gispen; herinneren; iemand aansporen; laken; manen; nadragen; sommeren; terechtwijzen; vermanen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden; waarschuwen
erwähnen onthouden; opnemen; opslaan erbij zeggen; gewag maken van; gewagen; melding maken van; noemen; vermelden
gedenken herinneren; niet vergeten; onthouden doen denken aan; gedenken; herdenken; herinneren
jemanden an etwas erinnern herinneren; niet vergeten; onthouden doen denken aan; herinneren
mahnen herinneren; niet vergeten; onthouden aanmanen; aanmanen tot een verplichting; doen denken aan; herinneren; iemand aansporen; manen; ontbieden; oproepen; sommeren
nicht vergessen herinneren; niet vergeten; onthouden
sich enthalten abstineren; afslaan; afwijzen; afwimpelen; bedanken; onthouden zich onthouden
ModifierRelated TranslationsOther Translations
gedenken herdacht

Antonyms for "onthouden":


Related Definitions for "onthouden":

  1. het in je geheugen paraat hebben1
    • onthoud wat ik heb verteld1

Wiktionary Translations for onthouden:

onthouden
verb
  1. in het geheugen bewaren
  2. bewust iets niet doen
onthouden
verb
  1. (reflexiv) etwas im Gedächtnis speichern

Cross Translation:
FromToVia
onthouden in Betracht ziehen; beachten; berücksichtigen bear in mind — remember, consider
onthouden merken remember — to memorize

Related Translations for onthouden