Dutch

Detailed Translations for opwerpen from Dutch to German

opwerpen:

opwerpen verb (werp op, werpt op, werpte op, werpten op, opgeworpen)

  1. opwerpen (te berde brengen; ter sprake brengen; aanvoeren; )
  2. opwerpen (gesprek aanknopen; ter sprake brengen; aansnijden; )
    aufwerfen; anschneiden; Gespräch anknöpfen; Zur Sprache bringen
  3. opwerpen (omhooggooien; opgooien)
    hochwerfen; nach oben werfen
    • hochwerfen verb (werfe hoch, wirfst hoch, wirft hoch, warf hoch, warft hoch, hochgeworfen)
    • nach oben werfen verb (werfe nach oben, wirfst nach oben, wirft nach oben, warf nach oben, warft nach oben, nach oben geworfen)
  4. opwerpen (omhoogwerpen)
    aufwerfen; hochwerfen
    • aufwerfen verb (werfe auf, wirfst auf, wirft auf, warf auf, warft auf, aufgeworfen)
    • hochwerfen verb (werfe hoch, wirfst hoch, wirft hoch, warf hoch, warft hoch, hochgeworfen)

Conjugations for opwerpen:

o.t.t.
  1. werp op
  2. werpt op
  3. werpt op
  4. werpen op
  5. werpen op
  6. werpen op
o.v.t.
  1. werpte op
  2. werpte op
  3. werpte op
  4. werpten op
  5. werpten op
  6. werpten op
v.t.t.
  1. heb opgeworpen
  2. hebt opgeworpen
  3. heeft opgeworpen
  4. hebben opgeworpen
  5. hebben opgeworpen
  6. hebben opgeworpen
v.v.t.
  1. had opgeworpen
  2. had opgeworpen
  3. had opgeworpen
  4. hadden opgeworpen
  5. hadden opgeworpen
  6. hadden opgeworpen
o.t.t.t.
  1. zal opwerpen
  2. zult opwerpen
  3. zal opwerpen
  4. zullen opwerpen
  5. zullen opwerpen
  6. zullen opwerpen
o.v.t.t.
  1. zou opwerpen
  2. zou opwerpen
  3. zou opwerpen
  4. zouden opwerpen
  5. zouden opwerpen
  6. zouden opwerpen
en verder
  1. is opgeworpen
  2. zijn opgeworpen
diversen
  1. werp op!
  2. werpt op!
  3. opgeworpen
  4. opwerpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

opwerpen [znw.] noun

  1. opwerpen (omhoog werpen)
    Aufwerfen; Emporwerfen

Translation Matrix for opwerpen:

NounRelated TranslationsOther Translations
Aufwerfen omhoog werpen; opwerpen
Emporwerfen omhoog werpen; opwerpen
VerbRelated TranslationsOther Translations
Gespräch anknöpfen aankaarten; aanknopen; aansnijden; entameren; gesprek aanknopen; openen; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen
Zur Sprache bringen aankaarten; aanknopen; aansnijden; entameren; gesprek aanknopen; openen; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen
anschneiden aankaarten; aanknopen; aansnijden; entameren; gesprek aanknopen; openen; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen aankaarten; aansnijden; naar voren brengen; op tafel leggen; opmerken; ter sprake brengen; vertellen; verwoorden; voorleiden; zeggen
aufs Tapet bringen aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen
aufwerfen aankaarten; aanknopen; aansnijden; entameren; gesprek aanknopen; omhoogwerpen; openen; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen aanvoeren; omhoogkomen; opengooien; openwerpen; opperen; opstijgen; opvliegen; poneren; te berde brengen; voorleiden
hochwerfen omhooggooien; omhoogwerpen; opgooien; opwerpen jonassen
nach oben werfen omhooggooien; opgooien; opwerpen jonassen
zur Sprache bringen aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen aankaarten; aansnijden; op tafel leggen; ter sprake brengen