Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. overtreden:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for overtreden from Dutch to German

overtreden:

overtreden verb (overtreed, overtreedt, overtrad, overtraden, overtreden)

  1. overtreden (inbreuk maken)
    übertreten; überschreiten; verstoßen; verletzen
    • übertreten verb (übertrete, übertrittst, übertritt, übertrat, übertratet, übertreten)
    • überschreiten verb (überschreite, überschreitest, überschreitet, überschritt, überschrittet, überschritten)
    • verstoßen verb (verstoße, verstößt, verstieß, verstießt, verstoßen)
    • verletzen verb (verletze, verletzt, verletzte, verletztet, verletzt)

Conjugations for overtreden:

o.t.t.
  1. overtreed
  2. overtreedt
  3. overtreedt
  4. overtreden
  5. overtreden
  6. overtreden
o.v.t.
  1. overtrad
  2. overtrad
  3. overtrad
  4. overtraden
  5. overtraden
  6. overtraden
v.t.t.
  1. heb overtreden
  2. hebt overtreden
  3. heeft overtreden
  4. hebben overtreden
  5. hebben overtreden
  6. hebben overtreden
v.v.t.
  1. had overtreden
  2. had overtreden
  3. had overtreden
  4. hadden overtreden
  5. hadden overtreden
  6. hadden overtreden
o.t.t.t.
  1. zal overtreden
  2. zult overtreden
  3. zal overtreden
  4. zullen overtreden
  5. zullen overtreden
  6. zullen overtreden
o.v.t.t.
  1. zou overtreden
  2. zou overtreden
  3. zou overtreden
  4. zouden overtreden
  5. zouden overtreden
  6. zouden overtreden
diversen
  1. overtreed!
  2. overtreedt!
  3. overtreden
  4. overtredend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for overtreden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
verletzen inbreuk maken; overtreden aanranden; belasteren; benadelen; bezeren; blesseren; deren; duperen; folteren; knauwen; krenken; kwaadspreken; kwellen; kwetsen; lasteren; martelen; nadeel toebrengen; onteren; ontwijden; pijn bezorgen; pijn doen; pijnigen; prikken; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; smaden; steken; steken geven; verkrachten; verwonden; zeer doen
verstoßen inbreuk maken; overtreden
überschreiten inbreuk maken; overtreden overschrijden
übertreten inbreuk maken; overtreden
ModifierRelated TranslationsOther Translations
verstoßen uitgestoten; verstoten; verworpen

Wiktionary Translations for overtreden:

overtreden
verb
  1. bepaalde denkbeeldige of daadwerkelijke lijnen te buiten gaan
overtreden
verb
  1. etwas (eine Grenze, ein Gesetz) übertreten, nicht einhalten, nicht beachten

Cross Translation:
FromToVia
overtreden brechen break — transitive: to do that which is forbidden by (something)
overtreden mißachten transgressercontrevenir à un ordre, à une loi.