Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. saneren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for saneren from Dutch to German

saneren:

saneren verb (saneer, saneert, saneerde, saneerden, gesaneerd)

  1. saneren
    sanieren; umgestalten; neustrukturieren
    • sanieren verb (saniere, sanierst, saniert, sanierte, saniertet, saniert)
    • umgestalten verb (gestalte um, gestaltest um, gestaltet um, gestaltete um, gestaltetet um, umgestaltet)
    • neustrukturieren verb (strukturiere neu, strukturierst neu, strukturiert neu, strukturierte neu, strukturiertet neu, neustrukturiert)

Conjugations for saneren:

o.t.t.
  1. saneer
  2. saneert
  3. saneert
  4. saneren
  5. saneren
  6. saneren
o.v.t.
  1. saneerde
  2. saneerde
  3. saneerde
  4. saneerden
  5. saneerden
  6. saneerden
v.t.t.
  1. heb gesaneerd
  2. hebt gesaneerd
  3. heeft gesaneerd
  4. hebben gesaneerd
  5. hebben gesaneerd
  6. hebben gesaneerd
v.v.t.
  1. had gesaneerd
  2. had gesaneerd
  3. had gesaneerd
  4. hadden gesaneerd
  5. hadden gesaneerd
  6. hadden gesaneerd
o.t.t.t.
  1. zal saneren
  2. zult saneren
  3. zal saneren
  4. zullen saneren
  5. zullen saneren
  6. zullen saneren
o.v.t.t.
  1. zou saneren
  2. zou saneren
  3. zou saneren
  4. zouden saneren
  5. zouden saneren
  6. zouden saneren
en verder
  1. ben gesaneerd
  2. bent gesaneerd
  3. is gesaneerd
  4. zijn gesaneerd
  5. zijn gesaneerd
  6. zijn gesaneerd
diversen
  1. saneer!
  2. saneert!
  3. gesaneerd
  4. sanerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

saneren [znw.] noun

  1. saneren (gezondmaking; sanering)
    die Sanierung; die Heilung

Translation Matrix for saneren:

NounRelated TranslationsOther Translations
Heilung gezondmaking; saneren; sanering beter worden; genezing; gezond worden; heling; herstel
Sanierung gezondmaking; saneren; sanering eetcafé; eetgelegenheid; eethuis; eethuisje; herstelwerkzaamheden; kantine; restaurant; restauratie; schaftlokaal
VerbRelated TranslationsOther Translations
neustrukturieren saneren herstructureren
sanieren saneren
umgestalten saneren aankweken; aanplanten; fokken; genereren; herscheppen; herstructureren; kweken; opkweken; planten; procreëren; regenereren; telen; verbouwen; voortbrengen; wijzigen

Wiktionary Translations for saneren:

saneren
verb
  1. met behulp van ingrijpende maatregelen een einde maken aan een ongezonde financiële toestand

Cross Translation:
FromToVia
saneren wiederherstellen releverremettre debout ce qui était tomber ; remettre une chose dans la situation où elle doit être, une personne dans son attitude naturelle.