Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. schrik:
  2. schrikken:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for schrik from Dutch to German

schrik:

schrik [de ~ (m)] noun

  1. de schrik (verbijstering)
    der Schreck; die Furcht; Entsetzen; der Abscheu; die Bestürzung; die Bestürztheit

Translation Matrix for schrik:

NounRelated TranslationsOther Translations
Abscheu schrik; verbijstering afgrijzen; gruwen; verfoeilijkheid; walging; weerzin
Bestürztheit schrik; verbijstering onthutsing; versteldheid
Bestürzung schrik; verbijstering ontsteldheid; ontsteltenissen; verbijstering; verbouwereerdheid
Entsetzen schrik; verbijstering geschoktheid; ontzetting
Furcht schrik; verbijstering beduchtheid; beschroomdheid; bevreesdheid; schroom
Schreck schrik; verbijstering

Related Words for "schrik":


Wiktionary Translations for schrik:

schrik
noun
  1. heftige Emotion, die durch die Wahrnehmung von etwas Unerwartetem oder Bedrohlichem ausgelöst wird

Cross Translation:
FromToVia
schrik Furcht; Angst; Phobie fear — a phobia; sense of fear induced by something or someone

schrik form of schrikken:

schrikken verb (schrik, schrikt, schrok, schrokken, geschrokken)

  1. schrikken
    erschrecken; fürchten
    • fürchten verb (fürchte, fürchtest, fürchtet, fürchtete, fürchtetet, gefürcht)

Conjugations for schrikken:

o.t.t.
  1. schrik
  2. schrikt
  3. schrikt
  4. schrikken
  5. schrikken
  6. schrikken
o.v.t.
  1. schrok
  2. schrok
  3. schrok
  4. schrokken
  5. schrokken
  6. schrokken
v.t.t.
  1. ben geschrokken
  2. bent geschrokken
  3. is geschrokken
  4. zijn geschrokken
  5. zijn geschrokken
  6. zijn geschrokken
v.v.t.
  1. was geschrokken
  2. was geschrokken
  3. was geschrokken
  4. waren geschrokken
  5. waren geschrokken
  6. waren geschrokken
o.t.t.t.
  1. zal schrikken
  2. zult schrikken
  3. zal schrikken
  4. zullen schrikken
  5. zullen schrikken
  6. zullen schrikken
o.v.t.t.
  1. zou schrikken
  2. zou schrikken
  3. zou schrikken
  4. zouden schrikken
  5. zouden schrikken
  6. zouden schrikken
diversen
  1. schrik!
  2. schrikt!
  3. geschrokken
  4. schrikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for schrikken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
erschrecken schrikken angst aanjagen; bangmaken; beangstigen; doen schrikken; laten schrikken; ontstellen; schokken; verontrusten; verschrikken
fürchten schrikken bang zijn; duchten; terugschrikken voor; vrees koesteren; vrezen

Related Words for "schrikken":


Related Definitions for "schrikken":

  1. je bewegen doordat je plotseling bang wordt1
    • toen ik op het raam tikte schrok hij1

Wiktionary Translations for schrikken:


Cross Translation:
FromToVia
schrikken peinigen; quälen harrow — traumatise, frighten
schrikken erschrecken scare — to frighten