Summary


Dutch

Detailed Translations for spinzen from Dutch to German

spinzen:

spinzen verb

  1. spinzen (van hoop vervuld zijn; hopen; verlangen)
    hoffen; verlangen; schmachten; herbeisehnen; sich sehnen
    • hoffen verb (hoffe, hoffst, hofft, hoffte, hofftet, gehofft)
    • verlangen verb (verlange, verlangst, verlangt, verlangte, verlangtet, verlangt)
    • schmachten verb (schmachte, schmachtest, schmachtet, schmachtete, schmachtetet, geschmachtet)
    • herbeisehnen verb (sehne herbei, sehnst herbei, sehnt herbei, sehnte herbei, sehntet herbei, herbeigesehnt)
    • sich sehnen verb (sehne mich, sehnst dich, sehnt sich, sehnte sich, sehntet euch, sich gesehnt)

Translation Matrix for spinzen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
herbeisehnen hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen begeren; dromen; hunkeren; sterk verlangen; verlangen
hoffen hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen begeren; hopen; hunkeren; op hopen zetten; sterk verlangen; tegemoetzien; uitkijken naar; verlangen; verwachten; vooruitzien
schmachten hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen kwijnen; kwijnend verlangen; lijden; smachten; snakken
sich sehnen hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen een sterke begeerte hebben naar; hongeren naar
verlangen hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen een sterke begeerte hebben naar; eisen; hongeren naar; inmanen; invorderen; vorderen