Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. tegenhouden:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for tegenhield from Dutch to German

tegenhouden:

tegenhouden verb (houd tegen, houdt tegen, hield tegen, hielden tegen, tegengehouden)

  1. tegenhouden (stopzetten; ophouden; remmen; halt houden; tot staan brengen)
    stoppen; anhalten; bremsen; aufhören
    • stoppen verb (stoppe, stoppst, stoppt, stoppte, stopptet, gestoppt)
    • anhalten verb (halte an, hälst an, hält an, hielt an, hieltet an, angehalten)
    • bremsen verb (bremse, bremsst, bremst, bremste, bremstet, gebremst)
    • aufhören verb (höre auf, hörst auf, hört auf, hörte auf, hörtet auf, aufgehört)

Conjugations for tegenhouden:

o.t.t.
  1. houd tegen
  2. houdt tegen
  3. houdt tegen
  4. houden tegen
  5. houden tegen
  6. houden tegen
o.v.t.
  1. hield tegen
  2. hield tegen
  3. hield tegen
  4. hielden tegen
  5. hielden tegen
  6. hielden tegen
v.t.t.
  1. heb tegengehouden
  2. hebt tegengehouden
  3. heeft tegengehouden
  4. hebben tegengehouden
  5. hebben tegengehouden
  6. hebben tegengehouden
v.v.t.
  1. had tegengehouden
  2. had tegengehouden
  3. had tegengehouden
  4. hadden tegengehouden
  5. hadden tegengehouden
  6. hadden tegengehouden
o.t.t.t.
  1. zal tegenhouden
  2. zult tegenhouden
  3. zal tegenhouden
  4. zullen tegenhouden
  5. zullen tegenhouden
  6. zullen tegenhouden
o.v.t.t.
  1. zou tegenhouden
  2. zou tegenhouden
  3. zou tegenhouden
  4. zouden tegenhouden
  5. zouden tegenhouden
  6. zouden tegenhouden
en verder
  1. ben tegengehouden
  2. bent tegengehouden
  3. is tegengehouden
  4. zijn tegengehouden
  5. zijn tegengehouden
  6. zijn tegengehouden
diversen
  1. houd tegen!
  2. houdt tegen!
  3. tegengehouden
  4. tegenhoudend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for tegenhouden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
anhalten halt houden; ophouden; remmen; stopzetten; tegenhouden; tot staan brengen aanhouden; beslissen; besluiten; doorgaan; doorzetten; halt houden; onderbreken; ophouden; standhouden; stoppen; temporiseren; vertragen; volharden; volhouden; voortbestaan; voortduren
aufhören halt houden; ophouden; remmen; stopzetten; tegenhouden; tot staan brengen aankomen; afsluiten; beslissen; besluiten; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; finishen; het werk neerleggen als protest; ophouden; staken; stoppen; werkonderbreken
bremsen halt houden; ophouden; remmen; stopzetten; tegenhouden; tot staan brengen afremmen; remmen; stoppen
stoppen halt houden; ophouden; remmen; stopzetten; tegenhouden; tot staan brengen afremmen; afzetten; de tijd opnemen; doen stoppen; een halt toeroepen; halt houden; klokken; remmen; stilzetten; stoppen; timen; tot stilstand brengen

Related Definitions for "tegenhouden":

  1. niet verder laten gaan1
    • de politie heeft het verkeer tegengehouden1

Wiktionary Translations for tegenhouden:

tegenhouden
verb
  1. iets of iemand stoppen
  2. verhinderen

Cross Translation:
FromToVia
tegenhouden abblocken; blockieren block — to prevent an action
tegenhouden abblocken block — impeding action
tegenhouden ablehnen oppose — to attempt to stop the progression of

External Machine Translations: