Dutch

Detailed Translations for vergaderen from Dutch to English

vergaderen:

vergaderen verb (vergader, vergadert, vergaderde, vergaderden, vergaderd)

  1. vergaderen (in bespreking zijn)
    have a meeting; to have a conference; to hold session

Conjugations for vergaderen:

o.t.t.
  1. vergader
  2. vergadert
  3. vergadert
  4. vergaderen
  5. vergaderen
  6. vergaderen
o.v.t.
  1. vergaderde
  2. vergaderde
  3. vergaderde
  4. vergaderden
  5. vergaderden
  6. vergaderden
v.t.t.
  1. heb vergaderd
  2. hebt vergaderd
  3. heeft vergaderd
  4. hebben vergaderd
  5. hebben vergaderd
  6. hebben vergaderd
v.v.t.
  1. had vergaderd
  2. had vergaderd
  3. had vergaderd
  4. hadden vergaderd
  5. hadden vergaderd
  6. hadden vergaderd
o.t.t.t.
  1. zal vergaderen
  2. zult vergaderen
  3. zal vergaderen
  4. zullen vergaderen
  5. zullen vergaderen
  6. zullen vergaderen
o.v.t.t.
  1. zou vergaderen
  2. zou vergaderen
  3. zou vergaderen
  4. zouden vergaderen
  5. zouden vergaderen
  6. zouden vergaderen
diversen
  1. vergader!
  2. vergadert!
  3. vergaderd
  4. vergaderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vergaderen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
have a conference in bespreking zijn; vergaderen beraadslagen; confereren; een conferentie houden; overleggen; overwegen
have a meeting in bespreking zijn; vergaderen in vergadering bijeenzijn
hold session in bespreking zijn; vergaderen beraadslagen; confereren; een conferentie houden; overleggen; overwegen

Wiktionary Translations for vergaderen:

vergaderen
verb
  1. in vergadering bijeenkomen, een vergadering bijwonen
    • vergaderenmeet
vergaderen
verb
  1. to hold a conference or consultation
  2. to congregate

Cross Translation:
FromToVia
vergaderen bring; take; fetch; get; lower; take along; convene; lead amenermener d’un lieu à un autre.
vergaderen assemble; take along; convene; put together; build; compose; construct; draught; combine assemblermettre ensemble.
vergaderen take away; bring from; take someone somewhere; take along; convene emmener — Mener hors du lieu où l’on est vers un autre lieu.
vergaderen take along; convene; collect; gather; pick up; assemble; raise; amass; heap; pile up; stack; accumulate; pile rassemblerassembler de nouveau des personnes, des bêtes ou des choses qui disperser.
vergaderen meet siéger — Occuper un siège dans un organe officiel ou administratif.