Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. afslijten:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for afslijt from Dutch to English

afslijten:

afslijten verb (slijt af, sleet af, sleten af, afgesleten)

  1. afslijten
    to wear down; to wear out; to wear off
    • wear down verb (wears down, wore away, wearing down)
    • wear out verb (wears out, wore out, wearing out)
    • wear off verb (wears off, wore off, wearing off)

Conjugations for afslijten:

o.t.t.
  1. slijt af
  2. slijt af
  3. slijt af
  4. slijten af
  5. slijten af
  6. slijten af
o.v.t.
  1. sleet af
  2. sleet af
  3. sleet af
  4. sleten af
  5. sleten af
  6. sleten af
v.t.t.
  1. ben afgesleten
  2. bent afgesleten
  3. is afgesleten
  4. zijn afgesleten
  5. zijn afgesleten
  6. zijn afgesleten
v.v.t.
  1. was afgesleten
  2. was afgesleten
  3. was afgesleten
  4. waren afgesleten
  5. waren afgesleten
  6. waren afgesleten
o.t.t.t.
  1. zal afslijten
  2. zult afslijten
  3. zal afslijten
  4. zullen afslijten
  5. zullen afslijten
  6. zullen afslijten
o.v.t.t.
  1. zou afslijten
  2. zou afslijten
  3. zou afslijten
  4. zouden afslijten
  5. zouden afslijten
  6. zouden afslijten
diversen
  1. slijt af!
  2. slijt af!
  3. afgesleten
  4. afslijtende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afslijten [znw.] noun

  1. afslijten
    the wearing off

Translation Matrix for afslijten:

NounRelated TranslationsOther Translations
wearing off afslijten
VerbRelated TranslationsOther Translations
wear down afslijten
wear off afslijten
wear out afslijten afbreken; afdragen; afmatten; afslijten door erop te zitten; aftrappen; afzitten; moe maken; ruineren; slijten; slopen; uitputten; vermoeien; vernielen; vernietigen; verslijten; verteren; verwoesten; wegslijten

Wiktionary Translations for afslijten:

afslijten
verb
  1. in een proces van slijtage verliezen
afslijten
verb
  1. To wear away by abrasion, corrosion or chemical reaction
  2. to fret and wear by rubbing

Cross Translation:
FromToVia
afslijten wear down; wear off; wear out; grind down; run in userdétériorer par l’usage.