Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. gecompliceerd:
  2. compliceren:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for gecompliceerd from Dutch to English

gecompliceerd:

gecompliceerd adj

  1. gecompliceerd (ingewikkeld; complex)

Translation Matrix for gecompliceerd:

NounRelated TranslationsOther Translations
complex blok; complex; huizenblok
VerbRelated TranslationsOther Translations
intricate verwikkelen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
complex complex; gecompliceerd; ingewikkeld
complicated complex; gecompliceerd; ingewikkeld
difficult complex; gecompliceerd; ingewikkeld kritisch; lastig; met veel moeilijkheden gepaard gaan; moeilijk; niet makkelijk; ongemakkelijk; problematisch; zwaar
intricate complex; gecompliceerd; ingewikkeld
involved complex; gecompliceerd; ingewikkeld betrokken; ermee gemoeid zijn

Related Words for "gecompliceerd":


Wiktionary Translations for gecompliceerd:

gecompliceerd
adjective
  1. ingewikkeld
gecompliceerd
adjective
  1. having a great deal of fine detail or complexity
  2. difficult or convoluted

gecompliceerd form of compliceren:

compliceren verb (compliceer, compliceert, compliceerde, compliceerden, gecompliceerd)

  1. compliceren (ingewikkeld maken; moeilijk maken)
    to entangle; to complicate; to make difficult; to make hard
    • entangle verb (entangles, entangled, entangling)
    • complicate verb (complicates, complicated, complicating)
    • make difficult verb (makes difficult, made difficult, making difficult)
    • make hard verb (makes hard, made hard, making hard)

Conjugations for compliceren:

o.t.t.
  1. compliceer
  2. compliceert
  3. compliceert
  4. compliceren
  5. compliceren
  6. compliceren
o.v.t.
  1. compliceerde
  2. compliceerde
  3. compliceerde
  4. compliceerden
  5. compliceerden
  6. compliceerden
v.t.t.
  1. heb gecompliceerd
  2. hebt gecompliceerd
  3. heeft gecompliceerd
  4. hebben gecompliceerd
  5. hebben gecompliceerd
  6. hebben gecompliceerd
v.v.t.
  1. had gecompliceerd
  2. had gecompliceerd
  3. had gecompliceerd
  4. hadden gecompliceerd
  5. hadden gecompliceerd
  6. hadden gecompliceerd
o.t.t.t.
  1. zal compliceren
  2. zult compliceren
  3. zal compliceren
  4. zullen compliceren
  5. zullen compliceren
  6. zullen compliceren
o.v.t.t.
  1. zou compliceren
  2. zou compliceren
  3. zou compliceren
  4. zouden compliceren
  5. zouden compliceren
  6. zouden compliceren
en verder
  1. ben gecompliceerd
  2. bent gecompliceerd
  3. is gecompliceerd
  4. zijn gecompliceerd
  5. zijn gecompliceerd
  6. zijn gecompliceerd
diversen
  1. compliceer!
  2. compliceert!
  3. gecompliceerd
  4. complicerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for compliceren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
complicate compliceren; ingewikkeld maken; moeilijk maken verwikkelen
entangle compliceren; ingewikkeld maken; moeilijk maken verwikkelen
make difficult compliceren; ingewikkeld maken; moeilijk maken lastig maken
make hard compliceren; ingewikkeld maken; moeilijk maken

Wiktionary Translations for compliceren:

compliceren
verb
  1. (nodeloos) ingewikkeld maken
compliceren
verb
  1. to combine intricately

Cross Translation:
FromToVia
compliceren to complicate compliquer — Rendre confus ou difficile à comprendre.