Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. opbieden:


Dutch

Detailed Translations for opbieden from Dutch to English

opbieden:

opbieden verb (bied op, biedt op, bood op, boden op, opgeboden)

  1. opbieden
    to bid; raise the bid

Conjugations for opbieden:

o.t.t.
  1. bied op
  2. biedt op
  3. biedt op
  4. bieden op
  5. bieden op
  6. bieden op
o.v.t.
  1. bood op
  2. bood op
  3. bood op
  4. boden op
  5. boden op
  6. boden op
v.t.t.
  1. heb opgeboden
  2. hebt opgeboden
  3. heeft opgeboden
  4. hebben opgeboden
  5. hebben opgeboden
  6. hebben opgeboden
v.v.t.
  1. had opgeboden
  2. had opgeboden
  3. had opgeboden
  4. hadden opgeboden
  5. hadden opgeboden
  6. hadden opgeboden
o.t.t.t.
  1. zal opbieden
  2. zult opbieden
  3. zal opbieden
  4. zullen opbieden
  5. zullen opbieden
  6. zullen opbieden
o.v.t.t.
  1. zou opbieden
  2. zou opbieden
  3. zou opbieden
  4. zouden opbieden
  5. zouden opbieden
  6. zouden opbieden
diversen
  1. bied op!
  2. biedt op!
  3. opgeboden
  4. opbiedend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opbieden:

NounRelated TranslationsOther Translations
bid aanbieding; aanbod; bod; koopje; motie; offerte; propositie; speciale aanbieding; voorstel; voorstel doen
VerbRelated TranslationsOther Translations
bid opbieden gebieden; gelasten; voorschrijven
raise the bid opbieden