Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. ophoesten:


Dutch

Detailed Translations for ophoesten from Dutch to English

ophoesten:

ophoesten verb (hoest op, hoestte op, hoestten op, opgehoest)

  1. ophoesten (voor de dag komen met)
    to cough up; to turn out; come forward with

Conjugations for ophoesten:

o.t.t.
  1. hoest op
  2. hoest op
  3. hoest op
  4. hoesten op
  5. hoesten op
  6. hoesten op
o.v.t.
  1. hoestte op
  2. hoestte op
  3. hoestte op
  4. hoestten op
  5. hoestten op
  6. hoestten op
v.t.t.
  1. heb opgehoest
  2. hebt opgehoest
  3. heeft opgehoest
  4. hebben opgehoest
  5. hebben opgehoest
  6. hebben opgehoest
v.v.t.
  1. had opgehoest
  2. had opgehoest
  3. had opgehoest
  4. hadden opgehoest
  5. hadden opgehoest
  6. hadden opgehoest
o.t.t.t.
  1. zal ophoesten
  2. zult ophoesten
  3. zal ophoesten
  4. zullen ophoesten
  5. zullen ophoesten
  6. zullen ophoesten
o.v.t.t.
  1. zou ophoesten
  2. zou ophoesten
  3. zou ophoesten
  4. zouden ophoesten
  5. zouden ophoesten
  6. zouden ophoesten
en verder
  1. is opgehoest
  2. zijn opgehoest
diversen
  1. hoest op!
  2. hoest op!
  3. opgehoest
  4. ophoestend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ophoesten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
come forward with ophoesten; voor de dag komen met
cough up ophoesten; voor de dag komen met uithoesten
turn out ophoesten; voor de dag komen met aflopen; eindigen; ontpoppen als; resultaat; resulteren; teneindelopen; tot gevolg hebben; uitdoen; uitdraaien; uitdraaien op iets; uitlopen; uitmonden; uitpakken; uitrukken; uitscheuren