Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. stipt:
  2. stippen:
  3. Wiktionary:
  4. User Contributed Translations for stipt:
    • duly


Dutch

Detailed Translations for stipt from Dutch to English

stipt:


Translation Matrix for stipt:

NounRelated TranslationsOther Translations
prompt ezelsbrug; geheugensteun; geheugensteuntje; prompt
VerbRelated TranslationsOther Translations
prompt aandrijven; aansporen; inboezemen; influisteren; ingeven; inspireren; naar voren brengen; opkrikken; opperen; opwekken; prikkelen; souffleren; stimuleren; suggereren; toefluisteren; voorzeggen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
accurate accuraat; net; precies; secuur; stipt; zorgvuldig accuraat; correct; gedetailleerd; goed; juist; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; precies; secuur; trefzeker; voorzichtig; zorgvuldig
careful accuraat; net; precies; secuur; stipt; zorgvuldig accuraat; consciëntieus; gedetailleerd; gewetensvol; grondig; met een scherp oog; met zorg; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; precies; scrupuleus; secuur; vol zorg; voorzichtig; zorgvuldig; zorgzaam
precise accuraat; nauwgezet; nauwkeurig; net; precies; secuur; stipt; zorgvuldig accuraat; correct; exact; gedetailleerd; goed; haarfijn; juist; kloppend; met grote juistheid; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; onvermurwbaar; precies; ragfijn; secuur; streng; strikt; stringent; uitgerekend; voorzichtig; waar; zorgvuldig
prompt bijtijds; op tijd; stipt; tijdig direct; gauw; gezwind
punctual exact; nauwgezet; nauwkeurig; precies; punctueel; stipt; strikt conscientieus; nauwgezet; nauwkeurig; zorgvuldig
stringent nauwgezet; nauwkeurig; precies; stipt accuraat; bindend; dringend; dwingend; gedetailleerd; klemmend; met spoed; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; onvermurwbaar; precies; rigoureus; secuur; spoedeisend; streng; strikt; stringent; urgent; zorgvuldig
AdverbRelated TranslationsOther Translations
in good time bijtijds; op tijd; stipt; tijdig
in time bijtijds; op tijd; stipt; tijdig
ModifierRelated TranslationsOther Translations
timely bijtijds; op tijd; stipt; tijdig vroeg; vroegtijdig

Related Words for "stipt":

  • stiptheid, stipter, stiptere, stiptst, stiptste

Wiktionary Translations for stipt:

stipt
adjective
  1. precies op tijd komend
adverb
  1. met grote precisie

Cross Translation:
FromToVia
stipt punctual pünktlich — zur vereinbarten Zeit
stipt exact; precise; accurate; correct; proper; right; on time; prompt; punctual; regular; timely exact — Qui suivre rigoureusement la vérité, la convention.
stipt punctual; on time; prompt; regular; timely; accurate ponctuel — Qui est exact
stipt precise; accurate; exact; faithful; strict précis — Qui est entièrement déterminé, qui ne laisser place à aucune incertitude.
stipt regular; on time; prompt; punctual; timely; accurate; even; steady; constant régulier — Qui a de la régularité, qui est conforme à des règles, soit naturelles, soit de convention ; qui est constant, uniforme.

stippen:

stippen verb (stip, stipt, stipte, stipten, gestipt)

  1. stippen
    to dot; to speckle; to stipple
    • dot verb (dots, dotted, dotting)
    • speckle verb (speckles, speckled, speckling)
    • stipple verb (stipples, stippled, stippling)

Conjugations for stippen:

o.t.t.
  1. stip
  2. stipt
  3. stipt
  4. stippen
  5. stippen
  6. stippen
o.v.t.
  1. stipte
  2. stipte
  3. stipte
  4. stipten
  5. stipten
  6. stipten
v.t.t.
  1. heb gestipt
  2. hebt gestipt
  3. heeft gestipt
  4. hebben gestipt
  5. hebben gestipt
  6. hebben gestipt
v.v.t.
  1. had gestipt
  2. had gestipt
  3. had gestipt
  4. hadden gestipt
  5. hadden gestipt
  6. hadden gestipt
o.t.t.t.
  1. zal stippen
  2. zult stippen
  3. zal stippen
  4. zullen stippen
  5. zullen stippen
  6. zullen stippen
o.v.t.t.
  1. zou stippen
  2. zou stippen
  3. zou stippen
  4. zouden stippen
  5. zouden stippen
  6. zouden stippen
en verder
  1. ben gestipt
  2. bent gestipt
  3. is gestipt
  4. zijn gestipt
  5. zijn gestipt
  6. zijn gestipt
diversen
  1. stip !
  2. stipt !
  3. gestipt
  4. stippend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for stippen:

NounRelated TranslationsOther Translations
dot punt; spikkel
speckle spikkel
VerbRelated TranslationsOther Translations
dot stippen bespikkelen; stippelen
speckle stippen bespikkelen; stippelen
stipple stippen

Related Words for "stippen":