Dutch

Detailed Translations for uitgesloofd from Dutch to English

uitgesloofd:

uitgesloofd adj

  1. uitgesloofd

Translation Matrix for uitgesloofd:

VerbRelated TranslationsOther Translations
put oneself out afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; uitsloven; zich afsloven; zwoegen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
jaded uitgesloofd
ModifierRelated TranslationsOther Translations
put oneself out uitgesloofd

Related Words for "uitgesloofd":

  • uitgesloofde

uitsloven:

uitsloven verb (sloof uit, slooft uit, sloofte uit, slooften uit, uitgesloofd)

  1. uitsloven
    to put oneself out; to lean over backwards; to work oneself to the bone; to work to death; to go out of one's way
    • put oneself out verb (puts oneself out, put oneself out, putting oneself out)
    • lean over backwards verb (leans over backwards, leant over backwards, leaning over backwards)
    • work oneself to the bone verb (works oneself to the bone, worked oneself to the bone, working oneself to the bone)
    • work to death verb (works to death, worked to death, working to death)
    • go out of one's way verb (goes out of one's way, went out of one's way, going out of one's way)

Conjugations for uitsloven:

o.t.t.
  1. sloof uit
  2. slooft uit
  3. slooft uit
  4. sloven uit
  5. sloven uit
  6. sloven uit
o.v.t.
  1. sloofte uit
  2. sloofte uit
  3. sloofte uit
  4. slooften uit
  5. slooften uit
  6. slooften uit
v.t.t.
  1. heb uitgesloofd
  2. hebt uitgesloofd
  3. heeft uitgesloofd
  4. hebben uitgesloofd
  5. hebben uitgesloofd
  6. hebben uitgesloofd
v.v.t.
  1. had uitgesloofd
  2. had uitgesloofd
  3. had uitgesloofd
  4. hadden uitgesloofd
  5. hadden uitgesloofd
  6. hadden uitgesloofd
o.t.t.t.
  1. zal uitsloven
  2. zult uitsloven
  3. zal uitsloven
  4. zullen uitsloven
  5. zullen uitsloven
  6. zullen uitsloven
o.v.t.t.
  1. zou uitsloven
  2. zou uitsloven
  3. zou uitsloven
  4. zouden uitsloven
  5. zouden uitsloven
  6. zouden uitsloven
en verder
  1. ben uitgesloofd
  2. bent uitgesloofd
  3. is uitgesloofd
  4. zijn uitgesloofd
  5. zijn uitgesloofd
  6. zijn uitgesloofd
diversen
  1. sloof uit!
  2. slooft uit!
  3. uitgesloofd
  4. uitslovend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

uitsloven [znw.] noun

  1. uitsloven

Translation Matrix for uitsloven:

NounRelated TranslationsOther Translations
leaning over backwards uitsloven
putting oneself out uitsloven
VerbRelated TranslationsOther Translations
go out of one's way uitsloven afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zich uitsloven; zwoegen
lean over backwards uitsloven
put oneself out uitsloven afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen
work oneself to the bone uitsloven afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen
work to death uitsloven afbreken; ruineren; slopen; vernielen; vernietigen; verwoesten
ModifierRelated TranslationsOther Translations
put oneself out uitgesloofd

Wiktionary Translations for uitsloven:


Cross Translation:
FromToVia
uitsloven strive évertuer — Faire un grand effort pour réussir