Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. uitrangeren:


Dutch

Detailed Translations for uitrangeren from Dutch to English

uitrangeren:

uitrangeren verb (rangeer uit, rangeert uit, rangeerde uit, rangeerden uit, uitgerangeerd)

  1. uitrangeren (op non-actief stellen; uitschakelen)
    inactivate; to turn down

Conjugations for uitrangeren:

o.t.t.
  1. rangeer uit
  2. rangeert uit
  3. rangeert uit
  4. rangeren uit
  5. rangeren uit
  6. rangeren uit
o.v.t.
  1. rangeerde uit
  2. rangeerde uit
  3. rangeerde uit
  4. rangeerden uit
  5. rangeerden uit
  6. rangeerden uit
v.t.t.
  1. ben uitgerangeerd
  2. bent uitgerangeerd
  3. is uitgerangeerd
  4. zijn uitgerangeerd
  5. zijn uitgerangeerd
  6. zijn uitgerangeerd
v.v.t.
  1. was uitgerangeerd
  2. was uitgerangeerd
  3. was uitgerangeerd
  4. waren uitgerangeerd
  5. waren uitgerangeerd
  6. waren uitgerangeerd
o.t.t.t.
  1. zal uitrangeren
  2. zult uitrangeren
  3. zal uitrangeren
  4. zullen uitrangeren
  5. zullen uitrangeren
  6. zullen uitrangeren
o.v.t.t.
  1. zou uitrangeren
  2. zou uitrangeren
  3. zou uitrangeren
  4. zouden uitrangeren
  5. zouden uitrangeren
  6. zouden uitrangeren
diversen
  1. rangeer uit!
  2. rangeert uit!
  3. uitgerangeerd
  4. uitrangerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitrangeren:

NounRelated TranslationsOther Translations
turn down blauwtje; terugwijzen
VerbRelated TranslationsOther Translations
inactivate op non-actief stellen; uitrangeren; uitschakelen
turn down op non-actief stellen; uitrangeren; uitschakelen afkeuren; afstemmen; afwijzen; veroordelen; verwerpen; weigeren