Dutch

Detailed Translations for verlaat from Dutch to English

verlaat:

verlaat [het ~] noun

  1. het verlaat (schutsluisje; sas; sluis)
    the sluice; the lock chamber; the scupper; the lock; the drain; the small lock

Translation Matrix for verlaat:

NounRelated TranslationsOther Translations
drain sas; schutsluisje; sluis; verlaat afdruipen; afdruppelen; afvoer; afvoerbuis; afvoerkanaal; afwateringsbuis; afwateringskanaal; boezem; doorlaat; regenpijp; riolering; riool; spui; uitdruipen; uitdruppelen
lock sas; schutsluisje; sluis; verlaat deurslot; geheel van sluizen; haarkuif; klamp; koeklauw; krul; krullende haarlok; krulletje; kuif; slot; sluiswerk; sluiswerken
lock chamber sas; schutsluisje; sluis; verlaat
scupper sas; schutsluisje; sluis; verlaat spuigat
sluice sas; schutsluisje; sluis; verlaat inlaatsluis; sluiswerk
small lock sas; schutsluisje; sluis; verlaat
VerbRelated TranslationsOther Translations
drain afdruipen; afdruppelen; afscheiden; afvoeren; afwateren; droogleggen; indijken; inpolderen; ledigen; leeghalen; leegmaken; leegzuigen; lozen; ontwateren; spuien; uitdruipen; uitdruppelen; uithalen; uitlekken; uitscheiden; uitstoten; uitwateren; uitwerpen; uitzuigen; water afvoeren; water lozen
lock aandraaien; afgrendelen; afsluiten; borgen; dichtdoen; dichtmaken; door draaien vastmaken; grendelen; locken; op slot doen; op slot zetten; schutten; sluiten; vergrendelen
scupper belagen

Related Words for "verlaat":

  • verlaatten

Wiktionary Translations for verlaat:

verlaat
noun
  1. channel for draining water
adjective
  1. later in relation to the proper time

verlaat form of verlaten:

verlaten verb (verlaat, verliet, verlieten, verlaten)

  1. verlaten (heengaan; vertrekken)
    to leave
    – go away from a place 1
    • leave verb (leaves, left, leaving)
      • At what time does your train leave?1
      • She didn't leave until midnight1
      • The ship leaves at midnight1
    to abandon; to depart from; to secede from; to withdraw; to retire
    • abandon verb (abandons, abandoned, abandoning)
    • depart from verb (departs from, departed from, departing from)
    • secede from verb (secedes from, seceded from, seceding from)
    • withdraw verb (withdraws, withdrew, withdrawing)
    • retire verb (retires, retired, retiring)
  2. verlaten (afreizen; wegtrekken; heengaan; verdwijnen; wegreizen)
    to leave; to grease; to depart; leave for; to take off; to smear; to sail; to set out; to rub in; to travel; to start
    • leave verb (leaves, left, leaving)
    • grease verb (greases, greased, greasing)
    • depart verb (departs, departed, departing)
    • leave for verb
    • take off verb (takes off, took off, taking off)
    • smear verb (smears, smeared, smearing)
    • sail verb (sails, sailed, sailing)
    • set out verb (sets out, set out, setting out)
    • rub in verb (rubs in, rubbed in, rubbing in)
    • travel verb (travels, travelled, travelling)
    • start verb (starts, started, starting)
  3. verlaten (in de steek laten)
    to abandon; to leave; to desert
    • abandon verb (abandons, abandoned, abandoning)
    • leave verb (leaves, left, leaving)
    • desert verb (deserts, deserted, deserting)

Conjugations for verlaten:

o.t.t.
  1. verlaat
  2. verlaat
  3. verlaat
  4. verlaten
  5. verlaten
  6. verlaten
o.v.t.
  1. verliet
  2. verliet
  3. verliet
  4. verlieten
  5. verlieten
  6. verlieten
v.t.t.
  1. heb verlaten
  2. hebt verlaten
  3. heeft verlaten
  4. hebben verlaten
  5. hebben verlaten
  6. hebben verlaten
v.v.t.
  1. had verlaten
  2. had verlaten
  3. had verlaten
  4. hadden verlaten
  5. hadden verlaten
  6. hadden verlaten
o.t.t.t.
  1. zal verlaten
  2. zult verlaten
  3. zal verlaten
  4. zullen verlaten
  5. zullen verlaten
  6. zullen verlaten
o.v.t.t.
  1. zou verlaten
  2. zou verlaten
  3. zou verlaten
  4. zouden verlaten
  5. zouden verlaten
  6. zouden verlaten
diversen
  1. verlaat!
  2. verlaat!
  3. verlaten
  4. verlatend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

verlaten [het ~] noun

  1. het verlaten
    the leaving

Translation Matrix for verlaten:

NounRelated TranslationsOther Translations
depart heengaan; vertrekken
desert woestijn
grease olie; reuzel; smeer; vet
leave heengaan; snipperdag; vakantie; verlof; verlofjaar; verloftijd; vertrekken
leaving verlaten afreis; afstappen; afvaart; afvaren; afzien van; uittreding; uitvaren; vertrek; vertrekken; weggaan
retire uittreding
smear uitstrijkje
start aanvang; aanzet; begin; initiatief; inzet; opening; start
travel reis
VerbRelated TranslationsOther Translations
abandon heengaan; in de steek laten; verlaten; vertrekken afblazen; afbreken; afgelasten; afzeggen; ermee uitscheiden; opgeven; ophouden; staken; stoppen; uitscheiden
depart afreizen; heengaan; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken afreizen; afsteken; afvaren; gaan; heengaan; opbreken; opstappen; smeren; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken; wegvaren
depart from heengaan; verlaten; vertrekken
desert in de steek laten; verlaten de plaat poetsen; deserteren; ervandoor gaan; hem smeren; het leger ontvluchten; naar de vijand overlopen; zich uit de voeten maken
grease afreizen; heengaan; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken doorsmeren; inoliën; invetten; oliën; smeren
leave afreizen; heengaan; in de steek laten; verdwijnen; verlaten; vertrekken; wegreizen; wegtrekken afgeven; afleveren; afreizen; afsteken; afvaren; bestellen; bezorgen; brengen; gaan; heengaan; opbreken; opstappen; overhandigen; overlaten; smeren; thuisbezorgen; uitgaan; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken; wegvaren; zich verwijderen
leave for afreizen; heengaan; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken
retire heengaan; verlaten; vertrekken aftreden; ontslag nemen; pensioneren; terugtrekken; uittreden; zich terugtrekken
rub in afreizen; heengaan; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken fouten benadrukken; inoliën; insmeren; invetten; oliën; smeren; uitwrijven
sail afreizen; heengaan; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken aanhouden op; aansturen op; afstevenen op; afstomen op; afvaren; afvaren op; bevaren; bezeilen; navigeren; uitvaren; van wal gaan; varen; zeilen
secede from heengaan; verlaten; vertrekken aftreden; terugtrekken; uittreden
set out afreizen; heengaan; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken afzetten; alvast neerzetten; klaarzetten; stilzetten; stoppen; tot stilstand brengen; uitdoen; uitmaken; uitschakelen; uitzetten
smear afreizen; heengaan; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen; inoliën; invetten; oliën; smeren
start afreizen; heengaan; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken aanbinden; aanbreken; aandoen; aangaan; aanknopen; aanmaken; aanvangen; aanzetten; beginnen; een begin nemen; inleiden; inluiden; inschakelen; intreden; inzetten; lanceren; omhoogkomen; ondernemen; op de markt brengen; op gang komen; openen; opstarten; opstijgen; opvliegen; starten; uitgeven; van start gaan; van wal gaan; van wal steken
take off afreizen; heengaan; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken aanbreken; aanvangen; afdoen; afhandelen; afreizen; afsteken; afvaren; beginnen; beslechten; de hoogte ingaan; een begin nemen; in de lucht omhoogstijgen; intreden; inzetten; kopiëren; nabootsen; namaken; omhoogkomen; ontkleden; op gang komen; opstappen; opstijgen; opvliegen; smeren; starten; stijgen; twist uit de weg ruimen; uitdoen; uitkleden; uittrekken; van start gaan; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken; wegvaren
travel afreizen; heengaan; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken afleggen; meters maken; reizen; rondreizen; trekken; zwerven
withdraw heengaan; verlaten; vertrekken achteruitdeinzen; achteruitgaan; aftreden; ontslag nemen; op de achtergrond treden; terugdeinzen; terugschrikken; terugtreden; terugtrekken; terugwijken; uittreden; zich terugtrekken
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
deserted afgezonderd; desolaat; eenzaam; verlaten onbewoond; uitgestorven
desolate afgezonderd; desolaat; eenzaam; verlaten uitgestorven
forlorn afgezonderd; desolaat; eenzaam; verlaten vereenzaamd
isolated afgezonderd; desolaat; eenzaam; verlaten afgezonderd; afzonderlijk; alleenstaand; apart; bijzonder; enig; enig in zijn soort; gescheiden; geïsoleerd; in quarantaine; losstaand; onvergelijkbaar; onvergelijkelijk; op zich; op zichzelf staand; separaat; uniek; vrijstaand
lonely afgezonderd; desolaat; eenzaam; verlaten
lonesome afgezonderd; desolaat; eenzaam; verlaten
secluded afgezonderd; desolaat; eenzaam; verlaten
sequestered afgezonderd; desolaat; eenzaam; verlaten
solitary afgezonderd; desolaat; eenzaam; verlaten alleenlevend; enkel; solitair

Related Words for "verlaten":


Related Definitions for "verlaten":

  1. van iets of iemand weggaan2
    • de vluchteling moest zijn land verlaten2

Wiktionary Translations for verlaten:

verlaten
verb
  1. weggaan
  2. in de steek laten
  3. te laat komen
verlaten
verb
  1. To end one's membership in
  2. To depart from, end one's connection or affiliation with
  3. to jilt
  4. to abandon
  5. to go away from
  6. forsake
  7. abandon
  8. to leave
adjective
  1. left behind
  2. abandoned
  3. forsaken, deserted
  4. rejected by god
past
  1. to leave

Cross Translation:
FromToVia
verlaten take leave; take your leave empfehlen — (reflexiv) geh.|: zum Abschied zunächst einige Worte (förmlich) an jemanden richten um sich anschließend von diesem zu entfernen, fortzugehen
verlaten leave; relinquish verlasseneinen Ort verlassen: weggehen, sich entfernen
verlaten be late verspätenreflexiv: zu spät kommen, mit Verzögerung eintreffen
verlaten open up; let oneself go; give up; renounce; resign; forgo; abandon; desert; forsake; leave; quit; cede; yield; give way; grant; accommodate; assign abandonner — Se remettre à ; se laisser aller à ; se livrer à.
verlaten abandon; desert; forsake; leave; quit délaisser — Abandonner
verlaten deserted désert — Qui est inhabité ou qui n’est guère fréquenté.
verlaten deliver; furnish; supply; provide livrer — Traductions à trier suivant le sens
verlaten alone; only; sole; solitary; single; unaccompanied seul — Qui est sans compagnie ; qui n’est point avec d’autres.
verlaten decant transvaserverser un liquide d’un récipient dans un autre.