Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. kankeren:
  2. kanker:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for kankeren from Dutch to Spanish

kankeren:

kankeren verb (kanker, kankert, kankerde, kankerden, gekankerd)

  1. kankeren (over iets mopperen; klagen; mopperen; )
  2. kankeren (zeuren)

Conjugations for kankeren:

o.t.t.
  1. kanker
  2. kankert
  3. kankert
  4. kankeren
  5. kankeren
  6. kankeren
o.v.t.
  1. kankerde
  2. kankerde
  3. kankerde
  4. kankerden
  5. kankerden
  6. kankerden
v.t.t.
  1. heb gekankerd
  2. hebt gekankerd
  3. heeft gekankerd
  4. hebben gekankerd
  5. hebben gekankerd
  6. hebben gekankerd
v.v.t.
  1. had gekankerd
  2. had gekankerd
  3. had gekankerd
  4. hadden gekankerd
  5. hadden gekankerd
  6. hadden gekankerd
o.t.t.t.
  1. zal kankeren
  2. zult kankeren
  3. zal kankeren
  4. zullen kankeren
  5. zullen kankeren
  6. zullen kankeren
o.v.t.t.
  1. zou kankeren
  2. zou kankeren
  3. zou kankeren
  4. zouden kankeren
  5. zouden kankeren
  6. zouden kankeren
diversen
  1. kanker!
  2. kankert!
  3. gekankerd
  4. kankerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kankeren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
gruñir brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen; zeuren foeteren; grauwen; grommen; klagen; knorren; knorrend geluid maken; misnoegen uiten; morren; murmeren; ontevreden mompelen; op vuur pruttelen; over iets mopperen; pruttelen; ronken; sakkeren; smoren; snauwen; snorren; stoffen; sudderen; uitbrander geven; zagen; zemelen
refunfuñar kankeren; zeuren blaffen; brullen; bulderen; daveren; foeteren; grauwen; ketteren; kwaad zijn; protesteren; sakkeren; schreeuwen; schuimbekken; snauwen; tegenspartelen; tegenstribbelen; uitvaren tegen; verzetten; vloeken; woedend zijn; zemelen
refunfuñar por una cosa brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen

Related Words for "kankeren":


Wiktionary Translations for kankeren:


Cross Translation:
FromToVia
kankeren refunfuñar; gruñir nörgelnpenetrant/störend, aber nicht aggressiv seinen Unmut äußern
kankeren refunfuñar; rezongar râler — Faire en respirer un bruit rauque causé par l’embarras des bronches. Il se dit particulièrement des agonisants.

kanker:

kanker [de ~ (m)] noun

  1. de kanker
    el cáncer

Translation Matrix for kanker:

NounRelated TranslationsOther Translations
cáncer kanker

Related Words for "kanker":


Wiktionary Translations for kanker:

kanker
noun
  1. een aandoening die gekenmerkt wordt door het ongecontroleerd vermenigvuldigen van cellen

Cross Translation:
FromToVia
kanker tengo cáncer I have cancer — I have cancer
kanker cáncer cancer — disease of uncontrolled cellular proliferation
kanker maldito; puto; jodido; pinche fucking — as an intensifier
kanker cáncer cancer — médecine|nocat=1 Maladie causée par une tumeur malin.